Dirac en de plotse belangstelling in de technologie van fabrikanten

16 september 2017 + 10 minuten 2 Reacties
dirac-feature

Iedere AV-receiver heeft wel kamercorrectie aan boord waarmee je de klank voor jouw ruimte kunt personaliseren. Toch claimt Dirac een veel beter resultaat te behalen. Arcam en NAD hebben ze al overtuigd. Maar waarom zou Dirac superieur zijn?

Homecinema-fans kunnen al jaren met hun AV-receiver kamercorrectie toepassen, via systemen als AccuEQ (Onkyo), Audyssey (Denon) en YPAO (Yamaha). Zelfs de goedkoopste receiver heeft één of andere vorm van correctie ingebouwd. De laatste tijd hoor je in de thuisbioscoopwereld steeds vaker de naam ‘Dirac’ vallen, daarbij verwijzend naar een systeem afkomstig uit Zweden. Arcam is één van de grotere audiomerken die het sinds kort toepast in een aantal toestellen, waaronder de AVR550 en AVR850, en binnenkort gaat ook NAD met Dirac van start. Waarom is er nu die plotse belangstelling in de technologie? En wat maakt het beter dan de andere systemen?

Dirac – waarom kamercorrectie?

De aanwezigheid van correctiesoftware in een AV-receiver is niet zo vreemd. De eigenschappen van de kamer hebben nu eenmaal een significante invloed op wat je hoort. En met ‘significant’ bedoelen we echt wel ‘heel belangrijk’. Een kamer kan een geweldige luidspreker totaal anders en slechter doen klinken. Helaas gebeurt het bijna nooit dat de ruimte een slechte speaker goed kan maken.

De invloed van de kamer is zeker te merken als je een surroundopstelling in een woonkamer plaatst. De plaatsing van de speakers is in deze situatie bijna altijd suboptimaal. Dolby wil bijvoorbeeld graag dat je de surroundspeakers onder een bepaalde hoek achter je plaatst, maar bij jou kan dat niet omdat de sofa tegen een muur is geplaatst. Het is een lukraak maar vaak voorkomende situatie. Daarbij komt dat een typische woonkamer altijd wel akoestische problemen vertoond: de ruimte is te klein voor de gewenste laagweergave, er is reflectie van de ramen, de tegelvloer doet alles fel klinken, of nog een van de vele andere problemen. Ook de speakers zelf kunnen problemen veroorzaken.

Om te ontdekken wat er anders is aan Dirac trokken we naar twee opleidingsdagen gegeven door Arcam, één van de merken die Dirac toepassen. Op uitnodiging van Transtel-Sabima, de Belgische importeur van Arcam, bezochten we de kantoren in Cambridge voor een eerste sessie, gevolgd door een geavanceerde opleiding voor dealers en installateurs gegeven in Alpha High End in Brasschaat, dicht bij de Nederlandse grens.

Veel kamercorrectiesystemen op AV-receivers werken rond de frequentierespons en volumelevels, met name om zogenaamde ‘room modes’ – problemen met specifieke basfrequenties in jouw kamer – aan te pakken en om te zorgen dat speakers die niet perfect opgesteld zijn toch goed klinken in de luisterpositie. Dirac werkt echter op drie fronten: frequentie, fase en impuls respons. Het eerste en het laatste hebben voornamelijk met kamereigenschappen te maken, dat je de fase kunt manipuleren is echter heel bijzonder.

De luidspreker optimaliseren

Dirac past namelijk zogenaamde mixed phase-filters toe, waarmee het faseproblemen van je luidsprekers zelf aanpakt. Het gaat hier om faseproblemen die optreden tussen de verschillende drivers van elke luidspreker. Het optimaliseren van de drives op het niveau van de luidspreker zelf is iets dat een kalibratiesysteem van een AV-receiver doorgaans niet doet. Ze controleren hooguit of de luidsprekers met elkaar in fase zijn.

Hoe goed een luidsprekerontwerper ook is, volgens Dirac is de perfecte integratie tussen alle drivers in een luidspreker onmogelijk. Met andere worden: het is heel lastig om te zorgen dat de tweeter, midrange-driver en woofers echt synchroon spelen. “Als je een speaker koopt, moet je dus eigenlijk gaan voor een model met een inerte, trillingvrije behuizing en drivers die zeer snel reageren”, merkt Arcam-product manager en lesgever Andy Moore op tijdens de Advanced-training.

De Dirac-software is op dit punt wel een zwarte doos. Waar je na de meting nog de frequentiecurve kunt aanpassen en de impulse response kunt bekijken, krijg je van de fase-aanpassingen niets te zien.

Frequentie

De twee andere domeinen die Dirac manipuleert zijn de frequentie- en de impulserespons. Even een woordje uitleg: als er muziek of een filmsoundtrack uit je speakers komt, dan hoor je in de zetel niet het ‘pure’ geluid. Het kan best zijn dat je goed presterende luidsprekers toch heel dof klinken, bijvoorbeeld omdat hoge frequenties geabsorbeerd worden door overdreven veel demping. Als je alle muren met een dik fluwelen gordijn bedekt en een wollig tapijt neerlegt, dan krijg je dit resultaat.

Er zit geen leven in. Het kan ook zijn dat bepaalde lage frequenties door de kamer worden versterkt, waardoor ze overheersen. Bassen kunnen zo heel ‘booming’ klinken, met weinig detail en heel wollig. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als je luisterstoel dicht bij de achtermuur staat, waardoor je een soort versterking van bepaalde frequenties kunt krijgen (boundary gain). Tegelvloeren die hoge frequenties sterk weerspiegelen kunnen dan weer voor een heel scherp en ijl geluid zorgen. Je ziet maar: er kan veel gebeuren met geluid in een kamer. Soms subtiel, soms heel ingrijpend. In een later artikel over kamereffecten gaan we daar verder op in.

Terug naar Dirac. Bij de meeste systemen wordt Dirac Live geïmplementeerd, waarbij je over de volledige frequentierespons kunt ingrijpen. Er zijn ook ‘light’ of basisversies van Dirac, die enkel ingrijpen op de lage frequenties onder 500 Hz. Dat is op zich al heel krachtig, want het is bij dit frequentiegebied dat kamereffecten het sterkst optreden. Hier moet je dus staande golven en zogenaamde ‘room modes’ aanpakken. Deze zijn te herkennen in de meting als extreme pieken en dalen.

Boven 500-700 Hz zijn ook afwijkingen mogelijk, bijvoorbeeld door reflectie. Hier ingrijpen is echter gevaarlijk, vindt Moore, en dat kunnen we op basis van onze eigen ervaringen bevestigen. De middenfrequenties aanpassen betekent mogelijk dat je net de ‘voicing’ of de unieke klank van je luidspreker wegneemt. En laat nu net de voicing de reden zijn waarom je koos voor die Bowers & Wilkins/Focal/Monitor Audio/Dali/vul-je-eigen-favoriet-merk-in.

Impuls

Het laatste domein waar Dirac ingrijp is de impuls respons. Kort door de bocht zou je kunnen stellen dat dit de snelheid van een luidspreker is. Bij een plotse klank – een klap in de hand, een snaaraanslag, een kickdrum – moet een luidspreker iets moeilijks doen. Vanuit stilstand moet de driver plots lucht verplaatsen én net na de piek moet het snel weer tot stilstand komen. Het mag niet natrillen, want dan wordt het allemaal minder exact en natuurlijk. Detail verdwijnt omdat de driver nog bezig is met de vorige klank. Dat drivers niet perfect een impuls/toon weergeven komt door fysica. Vergelijk het met een auto: die rijdt niet opeens vanuit stilstand 100 km/u. Er is een zekere versnelling nodig, en hetzelfde is waar bij het afremmen. Een driver kan niet opeens zijn maximale beweging maken en dan ermee stoppen.

Bedenk ook dat een luidspreker zelden gewoon één toon moet voortbrengen. Bij een helse gitaarsolo van Metallica volgen de noten elkaar zeer snel op. Hoe beter de impuls respons, hoe vloeiender en meeslepender dat vingerspel wordt. Impuls respons is ook cruciaal voor subwoofers, want hoe sneller een woofer begint en daarna weer tot stilstand komt, hoe strakker de bas.

Waar vind je het?

Zoals gezegd vind je Dirac terug bij Arcam (de AVR390, AVR550- en AVR850-AV-receivers, de AV860-surroundprocessor en de SR250-stereo AV-receiver) en bij enkele nieuwe producten van NAD (zoals de T758 V3 en de AM17 MDC-kaart voor de M17 AV Processor). Minder bekend bij ons zijn toestellen van Datasat, AudioControl, Theta en Emotiva. Dirac Live is ook beschikbaar bij de losse audioprocessors van MiniDSP. Ten slotte kun je met Dirac ook zelf aan de slag, door een computer (Mac of Windows) als muziekbron te gebruiken. De software koop je dan los, wat 389 euro voor de stereo-editie en 650 euro voor de multichannel-editie kost.

Alle implementaties waar wij weet van hebben vereisen dat je voor de meting een laptop én een USB-meetmicrofoon bovenhaalt. Een microfoon hoeft geen groot bedrag te kosten. Zo is er de verdienstelijke UMIK-1 van rond 100 euro. Je voert de meting dus uit op een computer, waarna je de gelegenheid krijgt om de frequentiecurve aan te passen. Daarna wordt de audiodata naar een Dirac-server gestuurd, waar de eigenlijke filters worden berekend. Enkele seconden later ontvang je die filters, die je dan via de software over het netwerk uploadt naar de AV-receiver. Deze werkwijze is heel anders dan bij de meeste AV-receivers, maar is bijvoorbeeld vergelijkbaar met wat je moet doen als je pakweg met het gratis REW filters wil maken die je toepast in Roon.

Onze ervaringen

Dirac konden we al van een vorige test van de losse Dirac Live-software, waarbij we een Mac mini als bron gebruikten, aangesloten op een USB-DAC. Die test ligt al even in het verleden, en was niet zo diepgaand als de software verdiende. Het was dus een goede zaak dat we met de medewerking van Arcam en Transtel een aantal weken aan de slag konden met een AVR390 en AVR550, in combinatie met verschillende speakers, incluis de nieuwe Monitor Audio Silver-reeks. Zowel de Arcam AVR550 als de Monitor Audio Silver-reeks komt binnenkort aan bod in hun eigen tests op HiFi.nl en Home Cinema Magazine.

Interessant was ook de sessie in Alpha High End in Brasschaat, die doorging in een luisterruimte van de winkel. Wat het boeiend maakte is dat deze ruimte – die op zich heel goed behandeld was en zeker niet slecht klonk – toch nog via Dirac kon geoptimaliseerd worden. De verbetering was duidelijk hoorbaar, zowel toen we enkel optimaliseerden bij een stereo-opstelling als daarna bij een Atmos-opstelling met vier hoogtekanalen. Bij het laatste was bijvoorbeeld treffend hoe de bekende regenstormdemo van Dolby opeens veel realistischer werd. In plaats van een geraas van regen, kon je na optimalisatie echt waterdruppels horen kletteren. De verbeterde impulsresponse was hier voornamelijk voor verantwoordelijk.

Zoals je zou verwachten is de meetprocedure bij Dirac bijzonder uitgebreid. Je moet zeven metingen maken en dat op een vrij nauwkeurige manier. Vooraf moet je bovendien goed de volumelevels van elke speaker afregelen. Bij een stereo-opstelling met gelijke speakers geen probleem, maar bij een surroundopstelling met negen speakers en een subwoofer toch iets meer werk. Maar wel noodzakelijk, want bij surroundopstellingen worden vaak verschillende luidsprekermodellen gebruikt en soms verschilt de gevoeligheid van speakers heel sterk.

Na de meting serveert Dirac een optimalisatiecurve die je zelf handmatig kunt aanpassen. De Zweden inspireren zich daarbij op studies die door bevraging de ideale frequentiecurve probeerden vast te stellen. Het resultaat komt neer op een curve die piekt bij lage frequenties en dan afloopt. Volg je de curve die Dirac aanraadt, dan zal je volgens ons echter eindigen met een saaie weergave waarbij de voicing van de luidspreker verdwijnt.

Arcam is die mening ook toegedaan en daarom adviseert Andy Moore, samen met zijn collega Allan Davidson, om de voorgestelde curve toch wat aan te passen in de hogere frequenties. Het mooie is dat je na één meting meerdere keren filters kunt creëren, om zo uiteindelijk bij het juiste resultaat te komen. Dat vraagt oefening, want uit de Arcam-sessies bleek duidelijk dat aanpassingen met een heel zachte hand moeten worden aangebracht. Een frequentiepiek of -dal van 0,5 tot 1 dB deed ‘Walk on the wild side’ van Lou Reed (de referentietrack tijdens de sessies) helemaal anders klinken.

Een minpunt is wel dat de huidige Arcam-producten niet voorzien zijn van meerdere filters. Als je een curve-aanpassing maakt, moet je die verwerken en dan doorsturen naar de receiver. Op de receiver kun je hem in- en uitschakelen, maar je kunt niet schakelen tussen bijvoorbeeld drie filters die je wil vergelijken. Hopelijk is dat iets dat Dirac en partnerfabrikanten in de toekomst wel mogelijk maken.

Verwacht geen wonderen

Wil dit alles zeggen dat Dirac echt elk probleem kan oplossen? In theorie wel, zegt Moore, maar in de praktijk is het geen goed idee. Met meer dan 5 dB een piek of dal aanpassen is geen aanrader, zegt hij. Voor bepaalde problemen ga je dus nog altijd aan de kamer zelf moeten sleutelen, bijvoorbeeld met diffusors of demping. En slechte hardware kun je niet goed maken. “Alle kalibratiesystemen werken het best als ze maar een klein beetje moeten compenseren. Je moet zorgen dat een systeem zo goed mogelijk presteert vooraleer je een systeem als Dirac gebruikt.” De checklist die Arcam bij zijn geavanceerde Dirac-training presenteert, raadt installateurs altijd aan eerst de luidsprekerpositionering goed te krijgen, kabels goed te leggen en speakers stabiel te positioneren. Eerst de basics, dan pas Dirac.

Reacties (2)