De term ISO staat als zodanig voor International Standaard Organisation, een organisatie die voor allerlei waarden standaards en kwaliteitscertificaten afgeeft. In geval van video en foto gaat het bij ISO om de lichtgevoeligheid. Bij het oude filmrolletje of -spoeltje werden de waarden ASA en DIN gebruikt. Later gefuseerd tot ISO. Bij de chemische film licht de gevoeligheid vast. Bij digitaal opnemen is deze variabel. De ISO-waarde neemt met een factor twee toe. 200 ISO is dus tweemaal zo gevoelig als ISO 100.
In de basis is ISO een maat voor hoe gevoelig de foto- of videocamera is voor het aanwezige licht. Hoe hoger de ISO-waarde bij des te minder licht kan je nog opnemen. En hoe lager des te minder lichtgevoelig. Daarnaast heeft de ingestelde ISO-waarde behoorlijk wat invloed op de kwaliteit van het uiteindelijke beeld. En dan heb je ook nog videocamera’s die met twee afzonderlijke versterkte ISO-ranges, (Native) Dual-ISO werken. Hoe zit dat nu in de praktijk?
Het licht op de beeldsensor bepaalt
De hoeveelheid op de beeldsensor vallend licht bepaalt wat er nog wel en niet zichtbaar is in het opgenomen beeld. Die door de beeldsensor gebruikte invallende hoeveelheid licht hangt af van de toegepaste diafragmaopening, de sluitertijd en ISO-waarde. Met deze trias kan de video/fotograaf afzonderlijk of in combinatie de belichting regelen.
Met het ISO-menu of -draaiwieltje kan de gebruiker deze hoeveelheid verwerkt licht in de camera nog verder elektronisch versterken of verzwakken. De lagere ISO-waarden geven in het algemeen een hogere beeldkwaliteit op het gebied van kleurweergave, beeldruis, detaillering, korreligheid en het doortekenen van de schaduwen en hoge lichten (het dynamisch bereik). Gebruikt de foto/videograaf een hogere ISO-waarde dan gaat de camera het beeld elektronisch versterken. Daarbij nemen de beeldruis, korrelindruk (spikkeltjes) en regelmatig ook andere aanwezige beeldfouten toe.
Doorgaans heeft elke camera een optimaal, minder goed en matig tot slecht ISO-bereik. Over de optimale ISO-reeks, bijvoorbeeld 125/160 tot 400/800 ISO scoort het opgenomen video- of fotobeeld op zijn fraaist. Bij minder goed, bijvoorbeeld 800-3200 ISO, heb je beelden die er nog best mee doorkunnen. Natuurlijk kan het nog veel gevoeliger. ISO 6400-128.000 noem maar op en het mag nog hoger. Het verkregen resultaat varieert van nog redelijk bruikbaar tot gewoon slecht. Bij de laatst genoemde ISO-ranges is het verstandiger om er extra videolampen bij te zetten.
De invloed op diafragma en sluitertijd
Met de ISO-instelling regelt de video/fotograaf ook de diafragmawaarde en sluitertijd. Hoe hoger de ISO-waarde des te meer het diafragma verder te sluiten valt. Omgekeerd kan bij een lagere ISO-instelling gewerkt worden met grotere diafragmaopeningen voor een geringere scherptediepte bij de filmische look. Met name bij de fotografie speelt dat je met een hogere ISO-waarde snellere sluitertijden kunt inzetten. Dat bevriest de actie en maakt het schieten met langere teleobjectieven mogelijk. Bij video maakt het bij 25/30 en 50/60P niet zoveel uit. Maar wie eet highspeed/slow motion aan de slag wil heeft een hogere ISO-waarde nodig.
Omgekeerd maken lagere ISO-instellingen opnamen met langere sluitertijden mogelijk.
Hoe zit het met de beeldsensor?
Een misverstand is dat je de lichtgevoeligheid van de beeldsensor zelf door wijziging van de ISO-waarde verandert. Die ligt echter vast volgens de bij het fabricageproces toegepaste aantal en grootte van photosites (= lichtgevoelige puntjes) en aanvullend elektronisch circuit. Het veranderen van de ISO-gevoeligheid berust op de elektronische nabewerking (gain versterking) in de camera. Technisch gezien ontstaan er bij de belichting op de beeldsensor kleine analoge stroompjes waarvan de Analoog Digitaal-converter (A/D) een pixelbeeld maakt. Bij de standaard ISO-stellingen is er geen extra versterking of bewerking nodig. Draaien wij de ISO-gevoeligheid op dan vindt er eerst nog een extra beeldversterking met bijpassende correctie plaats.
Dynamisch bereik
De ISO-instelling heeft invloed op het dynamisch bereik. Het aantal diafragmastops waarbij de doortekening van de schaduwen en hoge lichten met een goede kleurweergave nog mogelijk is. Tegenwoordig gaat dat om 13 stops of meer. Deze Dynamic Range (DR) functioneert het beste in het gebied van de optimale ISO-instellingen. Versterken doet de DR afnemen. Dat merk je aan een slechtere doortekening, uitbleken van gezichten of lichte vlakken, afdonkeren van schaduwen en minder goede kleuren.
Andere beeldfouten
Zoals gezegd is het opdraaien van de ISO-waarde in feite een elektronische versterking, gain. Het nadeel van een gain toepassen is dat je er ook allerlei in het beeld en de elektronica aanwezige fouten eveneens versterkt. In de praktijk krijgen wij dan te maken met een toename van beeldruis, korreligheid of spikkels en kleine anders onzichtbare artefacten. N.B.: Bij de korreligheid ging het bij de chemische fotorolletjes om echte ‘beeldklontjes’. Bij digitaal betreft het verschillen in pixelkleuren bij een weergegeven vlak. Uiteraard hebben de camerafabrikanten daar rekening mee gehouden. Er zijn corrigerende filters en slimme beeld verbeterende algoritmen aan boord. Deze correcties zijn echter eindig. Eens houdt het op en wordt het beeld slechter tot onbruikbaar.
Dual native ISO
Hierbij beschikt de camera over twee elk apart versterkte ISO-bereiken. Er is een ISO-bereik voor standaard gebruik en eentje voor minder lichtsterke opnamesituaties. Elk ISO-bereik is in samenwerking met de beeldsensor en -processor geoptimaliseerd voor de desbetreffende gevoeligheid en het dynamischbereik. Met Dual Native ISO heb je twee camera’s in een. Bijvoorbeeld eentje met een standaard videosetting van ISO 800. En eentje van ISO 5000 voor weinig licht.
Dual Native ISO vind je vooral bij videofilmende fotocamera’s en camcorders. Bekend zijn die van Panasonic, Fujifilm, Blackmagic en Sony. Die verschillen wel onderling in uitvoering doch het principe blijft hetzelfde. In de praktijk ben je gebonden aan de beschikbare ISO-waarden binnen het gekozen bereik van de Dual Native ISO-stand. Handmatig bijregelen kan alleen buiten deze instelling. Bij video is dat meestal geen probleem. Bij fotografie kan dat een beperking zijn. Let er bij video op dat de gekozen dynamische ISO-range in de RAW-bestanden wordt opgeslagen. Bij de nabewerking, postproduction, zijn dat de grenzen voor verdere correctie. Geen probleem als de juiste Dual Native ISO-rage voor de desbetreffende opnamesituatie is gebruikt.
De juiste instelling voor de ISO-waarde(n) kan de opname bij video en foto maken en breken. Denkt niet te snel ‘De camera redt het wel’ want de elektronica is niet almachtig. Kies bij die opnamesituatie waar bij het er echt op aankomt voor de juiste combinatie van ISO-gain (al of niet Dual Native ISO), diafragma en zo mogelijk ook de sluitertijd. Bij echt zwakke lichtsituaties helpen een grote beeldsensor en een extra videolamp er bij.
Reacties (0)