In de volksmond wordt er wel eens gesproken over een ‘naald’ als het gaat om elementen (of in het Engels: cartridges). Zo’n element is qua opbouw complexer dan je denkt bij het horen van dat woord. Vooraleer dat in te duiken: dit is een algemene inleiding over het onderwerp. Omdat platen afspelen nu al kan sinds het einde van de 18de eeuw – weliswaar ging het toen niet om vinyl – zijn er veel verschillende experimenten en ontwikkelingen geweest. Zo zijn er bijvoorbeeld pogingen geweest om platen te lezen via optische scanners. Hieronder focussen we echter op wat je nu gewoon in de winkel gaat tegenkomen.
Een cartridge bestaat uit verschillende onderdelen. Er is er het deel dat de groeven in de plaat afleest: de stylus. Bij moderne naalden is het eigenlijk een klein tipje op het einde van de cantilever of het stukje metaal dat uit het element steekt. Meestal bestaat die stylus uit diamant, maar kan ook saffier zijn. Even belangrijk is de vorm van die tip. Zo heb je conische en eliptische, maar ook hoekigere vormen (zoals Shibata van AT of Fine Line van Ortofon).
De cantilever of naaldrager waaraan de stylus bevestigd is, is dan weer vaak uit metaal. Het is een piepklein staafje dat de behuizing inloopt en meestal halverwege aan een ophanging (suspension) is bevestigd. Het is bijzonder kwetsbaar, dus vermijd alle aanrakingen. De bedoeling is dat de cantilever de bewegingen die de stylus maakt doorgeeft aan de generator of motorsysteem binnenin de cartridgebehuizing.
Ten slotte is er ook de behuizing, die uit een kunststof, metaal of zelfs hout kan bestaan. Meestal spreek je over een grote rechthoek, maar er zijn ook heel fijne behuizingen, zoals bij DJ-gerichte of geïnspireerde elementen, zoals de lange Ortofon Concord.
Aan de achterzijde van het element vind je de connectors die het signaal via de toonarm naar de uitgang op de platenspeler brengt. Meestal zijn dat vier pennetjes waarop heel kleine stekkertjes met dunne draadjes geduwd zijn. We geven je al meteen mee dat dit heel kwetsbare dingen zijn; mocht je ooit een element wisselen, behandel dit deel met heel veel zachtheid (zie verder). Ten slotte, het element monteer je aan de headshell, het onderdeel dat aan het uiteinde van de toonarm bevestigd is (vast of met een SME-connector).
MM versus MC
Hoe werkt een element juist? Dat hangt van de type af. Op dit moment kom je vooral twee types tegen: moving magnet en moving coil. Er bestaan nog wat andere types, zoals moving iron bij Goldring of optische modellen van DS Audio. Maar dat zijn doorgaans high-endoplossingen voor doorgewinterde vinylista’s.
Bij een Moving Magnet-cartridge zit er op het einde van de cantilever een magneet. Deze vibreert omdat de stylus beweegt door de groeven op een plaat. Een magneet die door een vaste spoel beweegt wekt elektrische stroom op. Deze stroompjes zijn het audiosignaal dat uit de platenspeler vloeit, richting versterker. Zoals je al kunt vermoeden, gaat het hier om een heel lage voltage (5 mV). Dat verklaart waarom extra versterking nodig is bij een platenspeler.
Een Moving Coil-element werkt ongeveer op dezelfde manier. Alleen beweegt nu de spoel en is de magneet vast. Het lijkt maar een klein verschil, maar het maakt veel uit. Een MC-cartridge is gevoeliger, maar produceert een veel lagere voltage (0,4-0,5 mV). Ze worden vaak geprezen vanwege het beter uitlezen van detail op een plaat. Moving Magnet is dan weer net iets dynamischer.
Je zal bij goedkopere draaitafels eerder MM-cartridges ontmoeten. Dat geeft de indruk dat MM een minder goede technologie is. Nochtans is Moving Magnet niet per se minderwaardig aan Moving Coil. Beide technieken hebben hun uitgesproken eigenschappen én fans. Wel is het zo dat MC-elementen over het algemeen moeilijker te produceren zijn, wat de prijs opdrijft.
Nog een verschil: bij heel wat MM-cartridges kun je enkel de stylus vervangen. Audio-Technica en Ortofon bieden bijvoorbeeld die optie. De stylus vervangen door een duurder kan in principe dan ook, maar de meerwaarde daarvan is niet altijd groot. We zouden het vooral aanraden als een manier om je bestaande element te verjongen, niet als een manier om goedkoper te upgraden.
Enkele tips
Het vervangen van een cartridge is niet extreem moeilijk, maar vereist wel wat handigheid. Even op Youtube een paar video’s bekijken of een kenner het laten voordoen is daarom een aanrader. Ga je upgraden naar een dure cartridge en ben je onzeker? Demonteer eerst het bestaande element en monteer hem weer (en als het moet enkele keren). Zo oefen je tenminste niet met die dure nieuwe aankoop!
Een typische beginnersfout is de vier kabeltjes achteraan te wild lostrekken, waardoor ze loskomen van de plugs. Geduldig met een kleine bektang die je niet te fors aanknijpt de stekkertjes verwijderen is de boodschap.
Zeker bij een toonarm met een vaste headshell levert dat wel wat gedoe op. Een toonarm met een SME-connector is daarom zeker in het begin makkelijker, maar is volgens sommige ontwerpers een bron van extra resonantie. Dat is een hele discussie die hier niet aan bod moet komen, en vooral relevant is als je een vinylluisteraar bent die al een reeks andere, makkelijke zaken heeft kunnen aanpakken.
Check dat je bij het bevestigen van het element aan de headshell de juiste schroefjes gebruikt. Normaliter zit alles bij het element, maar je ook rekening houden met afwijkingen bij bepaalde merken. Rega-toonarmen vereisen bijvoorbeeld bij bepaalde cartridges dat je extra rondellen aanbrengt. Te lange schroefjes kunnen intern schade aanbrengen.
Afstellen moet je kunnen
De nieuwe cartridge juist afstellen is een must. Dat helemaal uit de doeken doen gaat verder dan dit artikel, maar waar het om draait is dat de naaldpunt georiënteerd is om de groeven van een plaat correct uit te lezen.
Essentieel (en het makkelijkst om te doen) is de juiste naalddruk correct inregelen, wat het eenvoudigste is met een digitale weegschaal. Als je een nieuwe platenspeler koopt, moet je dit vaak sowieso doen. Het grote contragewicht die op het uiteinde van een toonarm komt moet je immers vaak zelf monteren. Door deze heen of weer te draaien, breng je de toonarm eerst in balans (zodat het blijft zweven in de lucht). Daarna moet je meestal een losse ring met aanduidingen op het contragewicht naar nul draaien (zonder het gewicht mee te bewegen), en daarna het volledige gewicht draaien naar een voorgeschreven waarde (zoals 1,8 of 2,2). Opnieuw: met een digitale weegschaal kom je sneller tot een correct resultaat. Aansluitend moet je het anti-skatinggewicht instellen (als het een draairing is) of een gewicht aan een touwtje vastmaken. De handleiding van je platenspeler zal meestal wel duidelijk maken wat er juist moet gebeuren.
Als het gaat om een element monteren heb je meer materiaal nodig. Met een protractor bepaal je of de cartridge juist georiënteerd is om de groeven juist af te lezen. Sommige fabrikanten leveren zo’n protactor mee met de platenspeler. Thorens bijvoorbeeld, waar het er uitziet als een mat met een lijnenspel op. Je hebt ook compacte protractors, onder meer van Ortofon. De bedoeling bij zo’n tool is dat je het element parallel tussen de juiste lijntjes krijgt, meestal op twee punten. Er zijn ook complexere tools, zoals Pro-Jects Align-It Pro. Ook hier geldt opnieuw dat je goed informeren voor je begint belangrijk is. Onder meer bij Ortofon vind je heldere video’s over hoe je dit juist aanpakt.
Wat je minder gauw zal doen, is de VTA afregelen. Dit is de hoek waarmee de stylus de groeven afleest. Dat aanpassen gebeurt meestal door de toonarm in hoogte verstellen – iets dat niet kan bij goedkopere spelers.
Compliance
Als je een nieuw element kiest, moet je ook rekening houden met ‘compliance’. Dit verwijst naar de verhouding van het gewicht van het element en het gewicht van de toonarm. Wanneer die verhouding niet goed zit, kunnen er resonanties ontstaan die hoorbaar zijn. Dit is een wat lastiger onderwerp, onder meer omdat bij (goedkopere) platenspeler de specificaties van de toonarm soms ontbreken. En niet iedereen heeft zin om een formule als ‘F = 1000 : (2 x π x √ (M x C))’ te berekenen.
Daarbij is C de compliance van de cartrdige (een spec die je meestal wel terugvindt) in µm/mN. Bij een waarde van 5 tot 10 µm/mN spreek je van een lage compliance, 10-20 geldt als gemiddeld en daarboven is hoog tot zeer hoog. De regel is dat je een cartridge met een hogere compliance combineert met een toonarm met een lage massa (en omgekeerd). Niet iedereen heeft zin in dit tot in de puntjes uit te zoeken, daarom zie je vaak mensen nieuwe elementen kiezen die qua compliance in de buurt zitten van hun vorig element. Dat is een makkelijke manier om te zorgen dat de toonarm en element op elkaar afgestemd zijn – vooropgesteld dat de platenspelerfabrikant eertijds wel de juiste keuze heeft gemaakt.
Enkele elementen
Zoals we al in de inleiding aangaven zijn er veel merken die cartridges bouwen. Ze allemaal bespreken, kan niet. Hieronder hebben we het over een aantal elementen waarmee we ervaring hebben bij het testen, voornamelijk om aan te geven waar verschillen zitten. Het aanbod aan elementen is enorm, beschouw dit als een (persoonlijk) helicoptervlucht over het landschap.
- Audio-Technica VM95. Dit is een heel populaire familie MM-cartridges, met verschillende varianten. De AT-V95E biedt veel voor een redelijke prijs, maar de AT-VM95ML met de microline-naald of de AT-VM95SH met een Shibata-vorm zijn een heel stuk verfijnder in het midden en hoog. De hogere VM-lijn, met name de VM540 ML, vinden we veel kwaliteit voor een redelijke prijs bieden.
- Ortofon 2M-lijn. Heel wat platenspelers komen met een 2M-cartridge. Ze bestaan in verschillende kwaliteiten, wat aangegeven wordt door de kleur. De 2M Red is de instapper en een vaste waarde bij draaitafels van circa 500 euro. Het biedt een wat donkere weergave, wat ook minder goed opgenomen platen ok doet klinken. Upgraden naar de blauwe versie is eenvoudig, echt fijnzinniger wordt het met de 2M Bronze. De 2M Black is dan weer heel licht en gedetailleerd. Dezelfde opbouw met kleuren zie je ook bij de Quintet-familie van MC-cartridges. Met de Quintet Blue of Bronze in het bijzonder spreek je over heel knappe elementen die audiofiele kwaliteiten verenigen met zaken die ook bij de mainstream in de smaak vallen.
- Pro-Ject Pick it: Pro-Ject biedt al langer elementen aan. De eersten waren eigenlijk Ortofon 2M’s met een andere bedrading. Recent lanceerde het iets bijzonder: de Pick it Pro Balanced, wellicht de eerste gebalanceerde MM-cartridge ooit. Daarvoor moest je voor een gebalanceerde verbinding altijd een MC-element kiezen. Het bedrijf heeft ook de MC3 en MC9 gelanceerd, z’n eerste MC-elementen. De MC3 is heel interessant, het is niet overdreven detailrijk en best dynamisch.
- Denon DL-103: een legendarisch MC-element dat al decennia in productie is, met allerlei varianten. Het vereist echter wel een gepaste toonarm.
- Goldring Elite: dit is niet de duurste MC-element van het Britse Goldring, maar levert wel al een heel fijne midrange aan en helderheid.
Reacties (0)