Kijkafstand en schermgrootte
Een projector koop je niet om een 40″-beeld op de muur te schijnen. Om echt te genieten van de beste projectorervaring raden we aan om minimaal op 80″-beelddiagonaal te mikken, en liefst zelfs op 100- tot 110-inch. Beeld met een diagonaal van 110-inch is overigens 2,44 m breed en 1,37 m hoog (16:9 beeldverhouding).
Maar hoe ver zit je van zo’n reuzengroot beeld af? In elk geval dichter dan bij een televisie, we mikken immers op een echte bioscoopervaring. Voor projectoren raden we een blikveld aan van ongeveer 37 graden voor die filmervaring. Dat betekent dat je de stoel neerzet op een afstand van 1,3 keer de schermdiagonaal. Voor sport, nieuws en wat meer relax programma’s mag je het beeld wat kleiner maken, zodat je bijvoorbeeld op 1,6 keer de schermdiagonaal zit. Voor dat 110-inch beeld vertaalt zich dat in een kijkafstand van 3,6 tot 4,5 meter.
Projectieverhouding
De grootte van het geprojecteerde beeld hangt af van de afstand tussen de voorzijde van de projectorlens en het scherm. Deze eigenschap van de lens noemen we de projectieverhouding (in het Engels: throw-ratio). De projectieverhouding is de verhouding van de afstand tussen lens en scherm en de breedte van het beeld, in het figuur is dit (A/B).
Bijvoorbeeld, een projectieverhouding van 1,5 betekent dat je op 3 meter afstand een schermbreedte van 2 meter haalt. Een hoge projectieverhouding betekent dat de projector ver naar achter moet om een groot beeld te geven, terwijl een kleine projectieverhouding aangeeft dat de projector zelfs als hij dicht bij het scherm staat een groot beeld levert. Een projectieverhouding van bijvoorbeeld 0,5 betekent dat je al 2 meter breed beeld hebt als de projector slechts op 1 meter van de muur staat. Zulke projectoren noemen we daarom Short Throw-projectoren, of in extreme gevallen Ultra Short Throw.
Zoom
Bijna alle projectoren beschikken over een zoomlens, al kan het bereik van de zoom sterk uiteenlopen (van 1,1 keer tot 2,1 keer). De zoomlens maakt het beeld groter of kleiner, terwijl je de projector op dezelfde afstand houdt. Of omgekeerd, je behoudt hetzelfde beeld door de projector naar voor of achter te schuiven en tegelijk de zoom aan te passen.
Projectoren met een zoomlens hebben een projectieverhouding die uitgedrukt wordt als een bereik. Des te groter de zoomfactor des te ruimer het bereik. Bijvoorbeeld, een projectieverhouding van 1,35 -2,84 duidt een zoomlens van 2,1 keer aan. Wil je een beeld van twee meter breed, dan moet de projector ergens tussen 2,7 en 5,68 meter van het scherm staan.
Lens-offset
Een projector staat, horizontaal, steeds in het midden van het beeld. Maar verticaal is dat niet het geval. De lens-offset bepaalt hoe hoog de bovenzijde van het beeld zich boven de lens bevindt. Lensoffset is een bijzonder lastige specificatie omdat niet elke fabrikant ze op dezelfde wijze aanduidt. Een veel gebruikte manier is als volgt: lens-offset = afstand tussen bovenzijde van het scherm tot aan de lens gedeeld door de schermhoogte (in de figuur: H’/H)
Typische voorbeelden: een lens-offset van vijftig procent betekent dat de lens zich ter hoogte van het midden van het beeld bevindt. Een lens-offset van honderd procent betekent dat de lens op de hoogte van de onderzijde van het beeld zit. Nog hoger kan ook. Honderdtien procent betekent dat de onderzijde van het beeld zich tien procent van de beeldhoogte boven de lens bevindt.
In veel gevallen raadpleeg je best de handleiding. Die bevat steeds een overzichtelijk diagram en/of tabel waaruit je de lens-offset kan afleiden.
Lensshift en Keystone-correctie
Staat je projector niet horizontaal in het midden van het beeld en/of staat hij te hoog of te laag voor de lens-offset? De beste oplossing is gebruik maken van lensshift om dat te corrigeren. Lensshift laat je toe het beeld horizontaal of verticaal te verschuiven, zonder het te vervormen. Hoeveel je het beeld kan shiften wordt altijd uitgedrukt als een percentage van de beeldhoogte (verticaal) of beeldbreedte (horizontaal).
Bijvoorbeeld, een lensshift van ongeveer vijftig procent horizontaal en ongeveer honderd procent verticaal betekent dat je vanuit de neutrale positie het beeld tot vijftig procent van de breedte naar links of rechts kunt verschuiven, en tot honderd proecent van de hoogte naar boven of naar beneden. Opgelet, in veel gevallen kun je de maxima van lensshift niet samen gebruiken. Wie bijvoorbeeld alle horizontale lensshift nodig heeft, zal zijn verticale lensshift sterk beperkt zien en vice-versa. De handleiding van de fabrikant geeft ook in dit geval meestal de beste informatie.
Helaas, niet elke projector beschikt over lensshift. De enige oplossing die je in dat geval rest is de projector licht draaien tot het beeld wel netjes op het scherm staat. Maar daardoor introduceer je wel trapezium-vervorming in het beeld. Die kan je wegwerken met behulp van keystone-correctie. Als je de projector naar links of rechts moet draaien, heb je ter compensatie horizontale keystone-correctie nodig. Moet je de projector naar boven of beneden draaien, dan heb je verticale keystone-correctie nodig.
Probeer keystoning zo veel mogelijk te vermijden. De digitale bewerkingen die op het beeld uitgevoerd worden zorgen immers voor detailverlies.
Lawaai
Een projectorlamp moet stevig gekoeld worden, en ventilatorlawaai is dan ook quasi onvermijdelijk bij projectoren. Bij DLP-projectoren komt daar nog het lawaai van het snel draaiende kleurwiel bij. Afhankelijk van de kamer en opstelling kan dat een factor zijn waar je rekening mee moet houden, bijvoorbeeld als je vlak bij of onder de projector zit.
Hoe luid de projector is vind je over het algemeen wel terug in de specificaties, het wordt uitgedrukt in dB(A). Projectoren die onder de 20 dB(A) blijven kunnen we fluisterstil noemen. Je zal ze echt nauwelijks horen. Zit hij boven de 30 dB(A) dan dien je er zonder twijfel rekening mee te houden. Alle waardes daartussen hangen af van hoe irritant het lawaai is, en uiteraard van hoe erg je dat zelf vindt.
Hou er rekening mee dat kleinere projectoren over het algemeen luider zijn. Specificaties geven meestal twee getallen, een voor de lamp in normale stand, en een wanneer de lamp in eco-stand staat. Wordt er maar een waarde vermeld, dan ga je er voor de veiligheid best van uit dat dit voor de eco-stand is, tenzij anders vermeld.
Hoe kies je een projector?
Met al deze informatie kan je nu de juiste projector kiezen. Over het algemeen volg je daarbij het volgende plan:
- Bepaal de grootte van het gewenste scherm en de kijkafstand op basis van de kamer.
- Bepaal de plaats van de projector en meet de afstand van projector tot scherm (A).
- Deel de afstand (A) door de breedte van je scherm. Het resultaat is de gewenste projectorverhouding. Die moet binnen het bereik van de projector vallen die je kiest.
- Bepaal de verticale afstand tussen de lens en bovenzijde van het beeld (H).
- Deel die afstand door de hoogte van het beeld. Het resultaat is de gewenste lens-offset.
- Komt dit niet overeen met de lens-offset van de projector, dan heb je lensshift nodig.
- Heb je geen of niet voldoende lensshift, dan moet je de projector kantelen en heb je keystone-correctie nodig. Probeer echter eerst na te gaan of je de projector niet kan verplaatsen.
Meer informatie
Meer tips en adviezen over onder andere projectoren en beamers vind je in onze tips en advies sectie. In het eerste artikel van dit tweeluik vind je alles over de verschillende projectortechnologieën.
Reacties (2)