Sinds het aantreden van Kürten waait er een frisse wind bij Thorens. Hij begrijpt de wereldwijde liefde voor het merk, maar ook de twijfel die daar in de loop der jaren bij veel liefhebbers insloop toen vorige eigenaars met modellen op de proppen kwamen die weliswaar technisch heel erg deugden, maar die zelfs door je oogharen bekeken niet tot het klassieke Thorens design-gedachtengoed behoorden. Een ander pijnpuntje was dat Thorens lange tijd geen subchassis-spelers meer bouwde. Ergens wel begrijpelijk, want het is niet goedkoop om een goede platenspeler te bouwen met een ontkoppeld subchassis dat hem ongevoelig maakt voor akoestische en mechanische feedback, maar het knaagde wel… In 2017 waren er tijdens de High End München echter onverwacht drie nieuwe snaar-aangedreven subchassis spelers te bewonderen; de TD 900 serie. Technisch waren het prachtige apparaten, maar het design was nogal industrieel en de prijskaartjes die er aan hingen waren behoorlijk fors. Ze hadden daardoor niet het succes dat ze verdienden. Toen Kürten het bedrijf overnam werd de 900-serie uit het programma gehaald en werd begonnen aan het ontwerp van de TD 1600/1601.
Tijdens de High End 2019 was het dringen geblazen op de stand van Thorens, want de door de hifi-wol geverfde nieuwe eigenaar Gunter Kürten - voorheen de baas van onder andere ELAC - presenteerde maar liefst drie volledig nieuwe platenspelers: het ambitieuze en kostbare topmodel TD 124 DD, de uiterst betaalbare TD 402 DD (beide direct-drive modellen) en de TD 1600/1601, een snaar-aangedreven subchassis-speler in de bereikbare instap high-end klasse die volgens Kürten als voortzetting van het legendarische TD 160 erfgoed uit de jaren 70 van de vorige eeuw mocht worden beschouwd. De eerste TD 160 kwam in 1972 op de markt en was, in diverse generaties en modellen, ruim 30 jaar in productie. Er zijn er honderdduizenden van verkocht en vooral de oudere modellen zijn nog steeds erg populair onder analoge audiofielen. De 160 was de opvolger van de kostbare TD 125, die tegelijk met de betaalbare TD 150 op de markt kwam. Die TD 150 stond overigens, samen met de eerste subchassis speler ter wereld - de AR XA van Edgar Villchur - model voor de Linn LP12 Sondek. Maar genoeg met typenummers doorspekte geschiedenis nu, laten we terugkeren naar het heden. De TD 1600 heeft namelijk een aantal weken fantastisch muziek staan maken in mijn grote set, en nu is het tijd voor een uitvoerige recensie.
TD 160 versus TD 1600
Wie de originele TD 160 heeft gehad – ik vier verschillende modellen – ziet inderdaad snel de uiterlijke overeenkomsten, maar óók de verschillen. Qua vormfactor lijken ze érg op elkaar, hoewel de TD 1600 een iets hogere houten console heeft. Een rechte arm (maar niet meer met de karakteristieke ‘taartschep’ mesh headshell van het oermodel) en een dik metalen plateau. Er zijn echter ook verschillen. De TD 1600 (en ook de TD 1601, waar ik zometeen nog even op terugkom) heeft een externe voeding en géén vaste signaalkabel. Achterop de console bevindt zich een aansluitpaneel met een single ended (rca) uitgang en een gebalanceerde (XLR) uitgang, een aardpunt, de aansluiting voor de voeding en twee trimpotjes waarmee de snelheid kan worden bijgesteld. Ook de bovenplaat biedt een andere aanblik. De bekende druppelvormige pijlknoppen die de originele 160-serie sierden zijn vervangen door elektronische toetsen met een groene LED ring er omheen. En waar de originele 160-serie een klein ‘armboard’ had dat op het geveerde subchassis was gemonteerd en door de vaste bovenplaat naar boven stak loopt bij de TD 1600 de bovenplaat niet over de hele breedte van de speler, maar staat de arm op een aan het subchassis gemonteerd ‘zwevend’ armboard dat dezelfde diepte heeft als de bovenplaat. Wat dat betreft vertoont de TD 1600 eigenlijk meer gelijkenis met de TD 150 (de oermoeder van álle Thorens subchassis-spelers) en de TD 125, maar ook – ik moet hem hier tóch noemen – de Linn LP12 Sondek. Zéker geen mindere oplossing dus, en esthetisch gezien geniet het zelfs sterk mijn voorkeur. Maar van een mooi bord alléén kun je niet eten, zoals mijn oma zaliger placht te zeggen. De geborstelde bovenplaat is gemaakt van een materiaal dat Thorens aanduidt als TriCom, een lichte maar uiterst stijve aluminium honeycomb sandwich-constructie. De dunne en daarom ook beslist niet starre hardboard bodemplaat van de originele TD 160 – die overigens deel uitmaakte van een slim ontworpen systeem om resonanties uit de holle kast af te voeren – is vervangen door een dikke plaat MDF, wat de stijfheid van de console van de TD 1600 zeker ten goede komt, en de speler staat stabiel op drie fraaie, dempende en in hoogte verstelbare voeten.
Onder de motorkap, TD 1600 versus TD 1601
De TD 1600/1601 mag dan van buiten weer een klassieke Thorens zijn, de échte innovaties zitten van binnen. Het loopwerk en het geveerde subchassis zijn nieuw, volledig in Duitsland ontworpen en met uiterste precisie door een hoog gespecialiseerde Aziatische contractant gebouwd. Niet omdat het daar goedkoper kan, maar omdat hun fabricageproces reeds een graad van mechanische verfijning bezit waarvan de wederopbouw in Duitsland jaren én miljoenen zou kosten. En Gunter Kürten is wel goed maar niet gek. Hij herkent kwaliteit als hij het ziet, dus ga er maar vanuit dat deze spelers nérgens ter wereld beter kunnen worden gebouwd dan dáár. Nu dat uit de weg is kunnen we het over een meer praktische zaak hebben, namelijk het verschil tussen de TD 1600 en de TD 1601. Qua loopwerk en arm zijn de spelers identiek en zullen dus ook identieke klankmatige prestaties leveren. Het grote verschil is dat de TD 1601 de luxe van een elektrische armlift en een contactloze, automatische afslag aan het eind van de plaat biedt. Dat heeft een bepaalde meerprijs en ieder mag voor zichzelf bepalen of ze die de moeite waard vinden. Ik had dus de volledig ‘handmatige’ TD 1600 in huis en die werkte vlekkeloos en zoals ik gewend ben. Als ik er echter ooit mijn trouwe TD 125 mk1 voor zou wegdoen kwam er toch echt een TD 1601. Niks mis met een beetje extra luxe. Maar voor de rest van deze recensie heb ik het dus alleen nog over de TD 1600.
De nieuwe veren van de keizer
De elektrische armlift en de automatische afslag zijn niet de enige verschillen. Want het binnenwerk van de TD 1600 is waar ‘het rubber de weg raakt’. Hier wordt voor een belangrijk deel de ‘klank’ van de speler bepaald. En vóór er protest wordt aangetekend: ik wéét dat het element daar een zeer belangrijke rol in speelt, en dat zaken als de arm en de mat en de gekozen kabel óók verschil maken. Maar al die dingen vallen of staan met de kwaliteit van het loopwerk; als dat steken laat vallen heeft de rest weinig zin. En wát een loopwerk heeft Thorens hier ontwikkeld! De belangrijkste eigenschap van de TD 1600 is – ik benadruk het nog maar een keer – dat hij een geveerd subchassis heeft. Bij de originele TD 160 hing het subchassis aan drie conische veren die van boven aan de bovenplaat waren bevestigd, bij de TD 1600 staat het subchassis met zijn veren van onder op de bodemplaat, zoals bij de TD 125. De veren zijn met een exact afgemeten hoeveelheid schuim gedempt. Nu zullen de kenners waarschijnlijk hun wenkbrauwen fronsen en denken: “Hé, maar hadden de opvolgers van de 160 serie, zoals de TD 320 en de TD 2000, geen bladveren in plaats van conische veren, om laterale ‘swing’ tegen te gaan?” Dat klopt. Hét probleem van de conische veren was namelijk dat ze niet alleen een verticale beweging maakten (de ‘bounce’, die verantwoordelijk is voor de gewenste ontkoppeling beneden een bepaalde frequentie) maar ook een horizontale beweging toelieten, die ongewenst was en die werd veroorzaakt door de trekkracht van de enigszins elastische snaar richting de motor. Deze ‘swing’ ging ten koste van de constante snelheid waarmee het plateau nu eenmaal moet draaien, en de later toegepaste bladveren losten dat op omdat die echt alleen in verticale richting bewogen. Alleen bleken die bladveren een beetje de nieuwe kleren van de keizer te zijn, want ‘men’ raakte het er op den duur in grote lijnen over eens dat de originele conische vering eigenlijk tóch beter had geklonken. Voor de TD 1600 werd daarom opnieuw voor conische vering gekozen, maar Tom Poes moest een list verzinnen om de laterale ‘swing’ tegen te gaan.
Verboden te swingen
De oplossing werd gevonden in een gedempte metalen draad die, recht tegenover de motor, het subchassis vanaf het plateaulager verbindt met een metalen stift die door een gat in het subchassis omhoog steekt en die is verbonden met de bodemplaat. Omdat deze draad niet rekbaar is en precies strak genoeg staat om geen speling te hebben compenseert hij de zijwaartse trekkracht van de snaar en wiebelt het plateau totaal niet meer heen en weer tijdens het opstarten of afspelen van een plaat. Het asje bovenop de stift waar de eindlus van de metalen draad omheen valt is excentrisch geplaatst. Door de stift te verdraaien kun je daarom ook de spanning van de snaar nog aanpassen. De snaar heeft, als hij nog vers is, in principe de perfecte spanning, maar door regelmatig gebruik rekt hij héél langzaam een beetje uit en er komt een moment dat hij eigenlijk niet meer strak genoeg is. Dan merk je bijvoorbeeld dat het plateau langzamer op gang komt, of dat de gelijkloop minder strak wordt. De metalen draad vertoont dan waarschijnlijk ook wat speling. Door het verdraaien van de stift kun je dan de spanning weer wat verhogen tot de metalen draad weer nét strak staat. Daarmee verleng je dan in feite ook de gebruiksduur van de snaar. Maar ooit moet je die toch echt een keer vervangen. Dat kost een paar tientjes en daarna draait je speler weer als nieuw, vergeet alleen niet om de stift dan eerst weer in zijn oorspronkelijke positie terug te draaien.
Wat je op de tekening beter ziet dan in het echt is de dikke aluminium plaat (blauw op de tekening) die op het MDF subchassis is geplaatst. Het toevoegen van die plaat zorgt voor een extra starre verbinding tussen het lager en de armbasis, die beiden in het subchassis zijn gemonteerd. Door deze starre verbinding worden minuscule afwijkingen in de fouthoek, de VTA en de azimut voorkomen. Dat is vooral belangrijk bij elementen met exotische naaldvormen als Fine Line, Gyger, Van den Hul of Shibata, die de groef met een veel groter en ‘scherper’ contactoppervlak aftasten. Bij sferische of elliptische naalden maakt het wat minder uit, maar proefondervindelijk is vastgesteld dat deze extra plaat aluminium de weergave hoe dan ook verbetert. Het is zo’n oplossing die helemaal niets aan het toeval overlaat, en daar houd ik van.
Minstens 30 jaar draaiplezier
Het plateaulager, ook wel het middenlager genoemd, is afgesloten. Je kunt het zware aluminium subplateau dus niet meer zelf uit de lagerput tillen om de smering te inspecteren. Dat is niet voor niets gedaan; de tolerantie tussen de lagerpen en de wand van de lagerput is zéér klein en zelfs een kleine zijwaartse kracht tijdens het omhoog trekken of terug erin zetten kan de wand van de lagerput beschadigen, met toegenomen rumble als straf. De draaibeweging van het plateau is langzaam en constant en de wrijving is daardoor zeer laag, dus ga er maar van uit dat het lager ten minste 30 jaar probleemloos zal draaien. Het plateau bestaat uit twee delen, het door de snaar aangedreven subplateau en het grote buitenplateau. Vroeger waren die van het amorfe gietmetaal Zamac gemaakt, een legering van zink, aluminium, magnesium en koper, maar het plateau van de TD 1600 is van dik en extreem nauwkeurig gefreesd aluminium. Dat heeft als voordeel dat het in de loop der tijd niet verkleurt onder invloed van zuren en oliën uit de huid, wanneer je onvermijdelijk de zijkant aanraakt bij het wisselen van een plaat. De twee plateaus samen wegen net iets meer dan 2,7 kilo. Dat is iets minder dan het Zamac plateau van de voorvader, maar daar staat wél een betere regulering van de op zichzelf al mooier gelijklopende motor tegenover. Deze motor zit in een gedempte behuizing die op de bodemplaat is gemonteerd, en hij valt ruim binnen een uitsparing van het dikke MDF subchassis. De hoorbare terugkoppeling van het motorgeluid naar het plateau is nul. Ook de mechanische demping van de console en de bovenplaat – door het verende subchassis – is subliem. Je kunt tijdens het spelen van een plaat je knokkels blauw slaan op de behuizing, daarvan is niets te horen via de luidsprekers. Dat ging bij de TD 160 en mijn eigen TD 125 óók al heel goed, maar de TD 1600 doet dit beslist nóg beter en dat betaalt zich uit in de weergave. Per saldo draait de TD 1600 dus nauwkeuriger én stiller dan de TD 160, en dat wekt hoge verwachtingen.
Arm en element
De 9 inch lange en middelzware TP 92 arm die op de TD 1600 staat heeft een effectieve massa van 11 gram. Deze arm is het enige dat werd overgenomen van de inmiddels beëindigde 900 serie, en we kennen hem óók al van de pijlvormige TD 309. Dit is echter de Mk3 versie, die verbeteringen aan het contragewicht (een draaibare schaalindeling voor de naalddruk), de VTA instelling (een geribbelde wartel waarmee de arm hoger en lager te draaien is), de armlift (andere olie voor een langzamere en gelijkmatigere beweging) en de wrijvingsloze magnetische dwarsdrukcompensatie (een beter vast te pakken draaiknopje) kreeg. Wat bleef is de eenvoudige maar zeer doeltreffende ‘mini-headshell’ die je buiten de arm aan je element kunt monteren en daarna met een schroef aan de arm bevestigt, waardoor de overhang en fouthoek zéér eenvoudig in te stellen zijn. De arm is Thorensgetrouw gebouwd volgens de Baerwald (= Loefgren A) geometrie, die over de hele plaatkant de laagste gemiddelde vervorming geeft. Halverwege de aluminium armbuis is een ring aangebracht om resonanties te dempen. De juiste plek daarvoor is zeer precies middels een lasermeting bepaald en deze ring mag dan ook niet verwijderd of verschoven worden. De azimut (draaiing rond de lengte van de as, die bepaalt of de naald precies rechtop in de groef staat) is te verstellen door een schroefje bovenin het verticale lager op de arm los te draaien. Hiermee kan indien gewenst de overhang óók nog een beetje verlengd worden.
De speler wordt geleverd zónder element, want niets is zo persoonlijk als de keuze voor een bepaalde groefaftaster. Het mooie aan de TP 92 Mk3 arm is dat je er een ongelooflijk breed scala aan elementen in kunt hangen. Voor elementen die meer dan 10 gram wegen is naast het standaard contragewicht ook nog een zwaardere versie leverbaar. Voor deze review had importeur Look&Listen een Audio Technica AT33EV Low Output MC element in de arm gemonteerd. Dat is een prettig kleurrijk klinkend middenklasse element van iets meer dan 400 euro. Binnen het pakket van Audio Technica neemt het wat mij betreft de sweetspot in met een warme, ruimtelijke en – mag ik het zeggen? – muzikale klank. Ik ken het element vrij goed en het combineert ook heel mooi met mijn van Cinemag 3440A step up trafo’s voorziene AudioCreative Phonodude phonotrap. Aangezien die geen gebalanceerde inputs heeft gebruikte ik een single ended AudioQuest MacKenzie als phonokabel, met een losse aardedraad die ik nog ergens in een doos had liggen. Dat leverde een doodstille, geheel bromvrije combinatie op. De phonotrap werd middels AudioQuest Water interlinks verbonden met mijn PrimaLuna EVO 400 Integrated versterker, die via AudioQuest William Tell Zero luidsprekerkabels mijn Kharma Ceramic prototypes van versterkte muziek voorzag. Stroomkabels waren van AudioQuest, óók aan de losse voeding van de TD 1600. Wie niet gelooft dat een betere stroomkabel aan de voeding van een platenspelermotor verschil maakt kan gerust het meegeleverde Oosterse OEM snoer gebruiken, maar ik raad iedereen dringend aan om dit tóch uit te proberen. Meer zeg ik er niet over.
Luisteren naar de TD 1600
Een korte inspectie leerde me dat het Audio Technica element perfect was ingebouwd. Alleen de dwarsdrukcompensatie moest een beetje worden bijgesteld, en daarbij bleek dat dat bij deze arm zeer goed op het gehoor te doen was. De eerste plaat die ik na het indrukken van de 33rpm knop op de zachte, prefect stroeve rubberen mat neervlijde was The Door To The Sky van Orbit Service. Wat nu volgt mag als een tot op de draad versleten recensentencliché worden beschouwd, maar dat interesseert me geen biet: zodra de eerste klanken uit de luidsprekers vloeiden rolde ik bijna van de bank. Overigens niet van stomme verbazing over hoe ongelooflijk vol, ruimtelijk en betrokken het klonk, want dat had ik na bijna 40 jaar ervaring met platenspelers wel een beetje voorzien. Ik schoof bijna op de grond omdat ik onmiddellijk een grote ontspanning over me voelde neerdalen die me diep onderuit deed zakken. Tegelijkertijd klonk de muziek echter uiterst meeslepend, en dat heeft dan weer álles te maken met de zeer nauwkeurige gelijkloop en de zeer stille lagering van de TD 1600. De drive die de speler aan de dag legt is uiterst aanstekelijk en komt – nu ga ik gevaarlijke uitspraken doen – redelijk in de buurt van een goede idler, maar mengt dat met het meer laidback klinkende geluidsbeeld dat een snaar-aangedreven subchassis draaitafel voor mij zo aantrekkelijk maakt. Ik zal nooit zeggen dat analoog beter kinkt dan digitaal, maar wat er ánders aan klinkt – die grotere rust en een meer tastbare connectie met de muziek – maakt het wel verdraaid lekker om naar platen te luisteren.
Als je me nu vraagt wat het mooiste album van de afgelopen 20 jaar is hoef ik niet lang na te denken. Dat is Book Of Romance And Dust van Exit North. Deze band bestaat uit Steve Jansen, Thomas Feiner, Ulf Jansson en Charlie Storm. Steve Jansen kennen we als de oude drummer van de band Japan en als de broer van David Sylvian. Samen met Feiner schreef hij een negental huiveringwekkend mooie songs die balanceren op de grens van donkere melancholie en hoop. Deze prachtige 45-toerenpersing op wit vinyl heb ik afgelopen Record Store Day kunnen bemachtigen en dat maakte me zéér gelukkig, want de oplage van 500 stuks wereldwijd was in een dag uitverkocht. De ongelooflijk mooi vastgelegde mix van akoestische en elektronische instrumenten op dit album dient als canvas voor het bijzondere en emotioneel geladen stemgeluid van Feiner. Zijn diepe bariton met een wat hees timbre doet in eerste instantie héél erg aan David Sylvian denken, maar je hoort er ook een kruising van Nick Cave en Scott Walker in. Ik kan dit album maar moeilijk beluisteren zonder vochtige ooghoeken te krijgen, maar nu ik het met de TD 1600 eindelijk vanaf vinyl kon draaien moest ik echt naar de doos tissues grijpen die na een recente verkoudheid (géén Corona, dank u voor de belangstelling…) nog binnen handbereik stond.
Veel albums volgden, ik heb in tijden niet zoveel vinyl gedraaid in de avond-uren. De televisie bleef uit, bepaald niet tot tevredenheid van mijn beeldverslaafde huisgenoten, maar álles voor de lezer, Ha Ha Ha! Voor een deel komt dit natuurlijk op het conto van het element, dat een heerlijke alleskunner is en ook verrassend goed met complex rockmateriaal (The Flaming Lips) en jazz (Basie Jam, live at Montreux 1975, wát een album!) omgaat. De bediening is intuïtief, van plaat wisselen met draaiend plateau gaat gemakkelijk en trefzeker, en strák mensen, het klonk echt allemaal Zeau Straque!
Conclusie
Ik zou kunnen afsluiten met een verkoopadvertentie voor mijn prachtig gerestaureerde TD 125, maar ondanks dat ik daar eigenlijk alles mee zeg zal niet iedereen er de humor van inzien. Laat ik het dan zo samenvatten: Met de TD 1600 en 1601 revancheert Thorens zich wat mij betreft in één klap voor de toch wat stuurloze bedrijfsvoering van de afgelopen decennia. Alle lof voor deze comeback mag worden toegewuifd aan Gunter Kürten, die niet alleen het lef toonde om het sinds begin jaren 70 in Duitsland gevestigde bedrijf ‘thuis’ te brengen in Bergisch Gladbach, maar ook het briljante idee om het ontegenzeggelijk legendarische erfgoed van de spelers uit de jaren 60 en 70 (en dan in dit geval de TD 160) nieuw leven in te blazen. Er zijn mensen die beweren én volhouden dat de eerste TD 160 beter klonk dan de Linn LP12 Sondek in die tijd. Ik heb ze nooit naast elkaar gehoord, dus daar kan ik niets over zeggen. Maar ik heb de afgelopen jaren wél véél naar LP12’s in diverse prijsklassen geluisterd. En laat ik me, vóór iemand denkt dat ik nu nóg gevaarlijkere uitspraken ga doen, gauw even vrijwaren van een storm aan social-media haat; de LP12 is en blijft een fantástische draaitafel. Maar de Thorens TD 1600 en TD 1601 komen daar, voor een prijs die echt aanzienlijk lager ligt, toch wel akelig dichtbij. Er zal in Schotland ongetwijfeld met ogen op stokjes naar de reviews van deze prachtmachine worden uitgekeken, en ik kan ze tot op zekere hoogte geruststellen. Maar oh wat maakt het weinig verschil… Met de TD 1600 en 1601 heeft Thorens wat mij betreft niet alleen binnen haar eigen assortiment de nieuwe maatstaf voor de komende decennia gezet wat betreft ‘relatief betaalbare’ subchassis platenspelers. Ik zie in gedachten over veertig jaar de ogen van een jonge vinylliefhebber wel gaan glinsteren als hij op de toekomstige versie van Marktplaats een nog in uitstekende staat verkerende TD 1600 tegenkomt, waar hij op de toekomstige versie van Facebook trots melding van maakt wanneer hij er Exit North als erfstuk van zijn ooit over hifi schrijvende grootvader op draait.
Prijs
- Thorens TD 1600 € 2.649,-
- Thorens TD 1601 € 3.249,-
Look & Listen, www.lookenlisten.nl
Reacties (0)