Rachel Podger hoort bij de meest vooraanstaande barokviolisten in de wereld en kreeg de eretitel van British glory of the baroque violin. Voor uw auteur is het een queeste om te ontdekken welke persoon zich verschuilt achter de artiest en waarom iemand dan tot uitzonderlijke prestaties komt. Rachel Podger is spontaan, hartelijk, intelligent, toegankelijk, bescheiden, communicatief, gezellig, down-to-earth, enthousiast, gedreven en heeft werkelijk geen greintje ego. Wat er is, is die enorme drive om met muziek bezig te zijn. Een enorme liefde voor het instrument, de barok en een constante ontdekkingstocht naar hoe je kunt spelen en welke composities allemaal beschikbaar zijn of wachten op ontdekking. Ook is er een wens om al die opgebouwde kennis en ervaring te delen met de wereld. In de vorm van masterclasses, lessen, opnames, concerten en het formeren van muzikale ensembles en projecten.
Altijd leuk om te ontdekken dat je met vrijwel iedereen die je tegenkomt altijd ergens een soort gezamenlijke ervaring deelt. Rachel gaf concerten in North Carolina en was onder de indruk van de omgeving en de North Carolina State University, met die hele fraaie campus. Uw auteur woonde en werkte daar in het zogenaamde Research Triangle Park en deelt het enthousiasme over dit deel van de Verenigde Staten.
Rachel, waarom voel jij je aangetrokken tot de barokmuziek?
“Dat is een goede vraag, maar ook heel breed. Het is vooral de expressie. Alle muziek gaat om expressie. Elke stijl heeft ook een eigen taal. Barok is heel uitgesproken en expressief in de nuances. Daar houd ik van.”
Ontdekte je deze muziek al als kind?
“In zekere zin. Ik groeide op in een muzikale familie. Mijn ouders waren geen professionals. Mijn vader was een priester en mijn moeder verrichtte ook werkzaamheden voor de kerk, voor het koor en ze gaf les op veel instrumenten en zong ook. We musiceerden ook. Er was dus overal muziek. Je gaat als kind dan mee in dat proces en went daaraan. Oefenen en je voorbereiden op een concert. Het was ook niet elke dag. Meestal was ik ook samen met vrienden. Als tiener werd het serieuzer. Die kerk was wel een goed platform voor mij om composities uit te proberen. Staande op een plek waar niemand je kon zien.”
Je nieuwste cd belicht de Engelse barok. Wat zijn de verschillen met de barok uit Italië, Duitsland en Engeland?
“Er zijn inderdaad verschillen, want in die tijd had je nog geen globalisering. Reizen was risicovol, er was geen internet en vergelijkbare vormen van communicatie. Je werd volledig gevormd door de cultuur waarin je opgroeide. Zelfs als je naar de volgende stad reisde, was dat vaak een cultuurschok, vooral tussen steden en dorpen en ook tussen de sociale klassen. Dat kun je horen in de muziek. Soms kwamen diverse muziekstijlen samen. Je had kerkmuziek, folk en dance. Dus drie stijlen en elk land ging daar op een andere manier mee om. In Engeland was er vanaf de zestiende eeuw veel gamba (muziek voor de viola da gamba, ontstaan uit de gitaar). Dat was de koninklijke muziek. De viool was slechts bedoeld voor in de herberg om te dansen. In het Italië van de zeventiende eeuw beleefde de viool de gouden eeuw. Veel componisten experimenteerden dan ook met dit instrument en zochten naar wat een viool zou kunnen doen. Daarbij was de stem ook enorm belangrijk. De viool imiteerde eigenlijk de stem en daarmee begon de articulatie. Italianen reisden graag, verspreidden zich door Europa en namen deze muziek dus mee. Frankrijk was heel verschillend in vergelijking met Italië. Er was daar veel afstand en arrogantie in de samenleving. Franse componisten schreven muziek om die drie stijlen samen te kunnen voegen. De verschillende barokstijlen beïnvloedden elkaar dus, maar ze verloren ook nooit hun eigen identiteit. Het leren van die stijlen is zeer belangrijk voor een barokmusicus, teneinde echt in die taal te komen.”
In mijn beleving is de Italiaanse barok erg expressief en vrolijk. Zelfs Bach werd daardoor geïnspireerd.
“Bach is een goed voorbeeld van het samenbrengen van die verschillende stijlen. Bij sommige componisten blijf je die verschillende stijlen horen, maar Bach gaat daarmee veel verder in zijn contrapunt.”
Het is lastig om een loopbaan op te bouwen in de klassieke muziek. Had jij daarvoor een strategie en een advies voor beginnende musici?
“Je moet er zo van houden dat je niet kunt leven zonder die muziek. Ik had geen strategie. Er was ook een beetje geluk. De ‘baroque boom’ was er al en ik was op het juiste moment op de juiste plaats. Er werd aan mij gevraagd om Bach op te nemen en dat was best een uitdaging aan het begin van je loopbaan en zijnde een tiener. Het was een ‘slow start’ en ik bewoog met de flow mee. Ik had ook wel iets te melden en was erg enthousiast om het te doen, maar er was absoluut geen vijfjarenplan.”
Misschien simpelweg je lot?
“Ik ging mee met ensembles en het ging nooit alleen over mij. Ik houd niet van personen met zo’n enorm ego. Dat vind ik erg vervelend. Je ziet dat vooral in de populaire cultuur, allerlei mensen die vol zijn van zichzelf. Het gaat bij mij om de muziek. Wat je samen daarmee kunt doen, hoe je luisteraars kunt betrekken, hoe je nieuwe dingen kunt introduceren samen met oud repertoire. Mijn advies voor jonge startende musici heeft met de volgende overwegingen te maken. Het is een vakantie zo’n loopbaan, zelfs als je geen muziek uitvoert. Of je nou de administratie doet, PR, social media of musici begeleidt. Als je een uitvoerend musicus bent, dan moet je ervan houden om direct contact te maken met de luisteraar. Anders moet je je afvragen waarom je het doet. Er is dan geen reden. Dat is mijn enige advies. De rest is perifeer.”
Hoe ga jij eventueel om met stress, als er honderden luisteraars in een zaal zitten?
“Dat is afhankelijk van veel factoren. Het hangt af van je gemoedstoestand, je moet goed voor jezelf zorgen, je moet goed zijn in het af en toe nee zeggen, want soms wordt het te veel en je moet goed weten wat je nodig hebt, maar dat is onderdeel van het opgroeien. Voor een jong iemand is dat lastig, want je kent jezelf nog niet. Je moet ook echt van de muziek houden. Het gaat ook om concentratie. Sommigen denken aan de achterkant van de concertzaal en anderen denken alleen aan de muziek. Alles wat je uit de buurt van je ego brengt laat je zenuwen verdwijnen. Het is een balans. Je wilt contact met het publiek en ook bezig zijn met de muziek. Er zijn drie elementen. Jezelf, de muziek en de combinatie. Het is een continue dans tussen deze drie elementen.”
Als je bijvoorbeeld een stuk van Bach leert, dan heb je vaak na twee keer geen bladmuziek meer nodig. Je kent dan de melodie, maar je onthoudt ook de volgorde van patronen die je vingers vormen op een keyboard of de toets van een gitaar. Dat is visueel. Hoe gaat dat met een viool?
“Eigenlijk hetzelfde. Het zijn ook patronen die je in je geheugen opslaat. Of het in twee keer lukt is afhankelijk van het stuk. Ik leer vaak wel heel snel.”
Ben jij goed in sight-reading? Als je de score ziet kun je het dan meteen spelen?
“Zeker wel. De meeste professionele musici kunnen dat. Je ziet dan ook meteen de vingerzetting. Het is een kwestie van techniek. Iedereen kan techniek leren. Techniek en muzikaliteit zijn daarentegen twee verschillende dingen. Muzikaliteit is een gegeven talent.”
Je speelt veel bekend werk. Zoek je ook in stoffige bibliotheken naar onontdekt werk?
“In de barok is nog veel te ontdekken. Niet alles is gepubliceerd en het is ook een soort van uitdaging. Met betrekking tot de bekende werken kun je zeggen dat ze bekend zijn om een reden. Los van een enkele uitzondering zijn het geweldige stukken. Er zijn ook stukken die zeer goed kunnen zijn en nog niet ontdekt zijn. Enige tijd geleden werden bijvoorbeeld de duetten aan het einde van ‘Das wohltemperierte Klavier’ gevonden. Ik wacht nog op de ontdekking van de verloren gewaande Bach-cantates. Geen idee waar ze zijn, maar waarschijnlijk verbrand. Ik heb geen tijd, maar een trip langs bibliotheken zou geweldig zijn.”
Ik heb me even verdiept in de vioolpartituur van Tortini, een van de stukken op je nieuwe cd ‘Tutta sola’. Er zijn maten waar je drie tonen tegelijk zou moeten spelen. Hoe doe je dat op een viool?
“De muziek van Bach zit vol met dubbele noten. Met drie noten speel je vaak arpeggio’s. Als je die noten op hetzelfde moment neer zou zetten klinkt dat vaak te agressief.”
Bestaan jouw opnames uit vele samengeplakte takes, zoals vaak gebruikelijk is in de klassieke muziek?
“Het basisidee en ideaal is om lange takes te hebben. Je pakt dan de atmosfeer en de expressie. Het lijkt dan op een live performance. Je kunt dat echt horen bij opnames die op die manier zijn gemaakt. Waar veel takes zijn gebruikt klinkt zo’n opname niet meer erg natuurlijk. Jared Sacks doet al de splicing. Dan zit ik naast hem en gaan we samen editen. Dat is fun, want we hebben een zeer goede werkrelatie. Hij is erg goed in het vinden van iets dat natuurlijk klinkt. Hij heeft veel meer talent dan editors die meer mechanisch te werk gaan. De bedoeling is om lange takes te hebben. Je wilt perfect zijn maar soms gaan dingen mis. Je wilt slechts een zo minimaal mogelijk stukje finetuning hebben in een take.”
Vroeger was de positie van vrouwen in de muziek lastig. Hoe ervaar jij dat vandaag de dag?
“Dat is natuurlijk nu veel beter. Zelfs toen ik begon had ik daar geen zorgen over. Gender was nooit een issue. Dat speelde thuis niet en ook niet op de Rudolf Steinerschool. Daar waren gelijke kansen. Discriminatie bestond daar gewoon niet. Pas toen ik van school kwam en in de echte wereld verzeilde, realiseerde ik me dat er zoiets bestond als discriminatie. Dat vond ik dus erg vreemd en dat was voor mij onnatuurlijk. Discriminatie was voor mij iets uit het verleden, uit de slaventijd. Toen ik de Bach-prijs won riepen mensen dat ik de eerste vrouw was die daarvoor in aanmerking kwam. Wel, yeah… oké dan… kon ook een man zijn. Het gaat om je prestatie en je talent. Tegenwoordig zie je dat audities voor een plaats in een orkest vaak achter een scherm plaatsvinden. Je kunt dan niet zien wie daar staat. Dat is erg bevrijdend.”
Je geeft concerten, colleges en je hebt je eigen ensemble. Hoe manage je je tijd?
“Het is belangrijk om tijd te hebben om af te schakelen. Dan neem ik drie dagen. Ik woon in Wales in een plattelandsgemeente met een fraai kanaal en velden met schapen. Het is daar heel mooi. Dat voedt de geest. We hebben een hond en gaan dan lange wandelingen maken. Thuis met je familie zijn is dus de manier. Soms is het lastig om prioriteiten te bepalen, maar de belangrijkste prioriteiten zijn je gezondheid en de voorbereiding op je werk. Het geeft een enorme stress als je geen voorbereidingen treft. Stel je voor dat je dan een lezing moet geven. Dus als de badkamer schoongemaakt moet worden, vergeet het dan een keer. Het is steeds een uitdaging.”
Ben jij een echte ‘violin head’ die instrumenten verzamelt zoals veel gitaristen doen?
“Nee, ik vind het wel leuk om kennis te maken met verschillende violen en ben dan verbaasd dat die dan soms opgesloten zijn in een kluis, vitrine of aan de muur hangen. Dat is droevig. Ik heb een aantal mooie violen geleend. Ik geef les aan de Royal Academy of Music in Londen en die hebben een geweldige collectie. Ze hebben een aantal Stradivariussen, Guarneri’s en veel andere grote namen. Ik heb er een aantal geleend voor bepaalde projecten. Dan loop je op straat met een viool van vijf miljoen of neemt die mee in de trein. Mijn viool heb ik al ongeveer zevenentwintig jaar. Voor de Bach-opname (lang geleden) had ik geen geschikte viool. Het was een kopie van een Stradivarius (gebouwd in 1988 door Rowland Ross), maar wel een goed instrument. Die gebruikte ik voor een paar heel vroege cd’s voor Linn Records. Deze Ross had niet de diepte die ik nodig had om solo te kunnen spelen. Er volgde een wereldwijde en heel educatieve zoektocht. Een queeste van vijf jaar die leidde tot de aankoop van de Pesarinius (1739, gebouwd door een student van Antonio Stradivari). Bij een dealer in Londen, die mij belde dat er een instrument binnen zou komen. Daar had ik geluk mee. Je betaalt uiteindelijk voor de naam, allerlei fraaie versieringen en de kwaliteit. Pesarinius is niet heel bekend en er zijn slechts weinig violen van hem. Op een andere viool zou ik ook kunnen spelen. Het gaat vooral om de muziek en de expressie.”
Wel eens een Stradivarius geleend voor een opname?
“Ja, deze had veel briljante kwaliteiten. Je kunt het geluid aanpassen door het gebruik van andere snaren (goat) en het verlagen van het zadel. Dat heeft invloed op de snaarspanning en dus op het geluid. Het was ook een uitdaging. Met je eigen instrument weet je hoe ver je kunt gaan en welke mogelijkheden er allemaal zijn. Met een ander instrument weet je dat nog niet. We praten wel over de viool, maar de strijkstok is ook van groot belang. Feitelijk bevat deze het geluid. Met een viool van mindere kwaliteit, maar met een heel goede strijkstok krijg je toch een fantastisch geluid. Met een Stradivarius en een slechte strijkstok ontstaat omgekeerd niet het beste geluid. De interactie tussen de strijkstok en de viool is erg complex.”
Ambities voor de toekomst?
“Ja, altijd. Opnieuw de Bach-cellosonates opnemen. Het verandert in de loop van de tijd. Je blijft ze steeds spelen. De noten veranderen niet, maar het heeft te maken met expressie, timing en nuance. Je kunt zoveel dingen uitleggen tussen de noten door. Ik was terughoudend naar het verzoek van Jared toe. Het lijkt een beetje op navelstaren en alle interviews die dan komen gaan natuurlijk over de vergelijking met de eerste versie. Recent voerde ik alle zes de sonates uit in North Carolina (februari 2024, Wake Forest, Wake and Franklin counties). Tijdens de uitvoering bedacht ik dat het wellicht goed zou zijn om deze werken opnieuw op te nemen. Het kwam vanuit mijzelf (it came from the depths of my soul…) en dat is beter dan dat zoiets van buiten komt.”
Heb je thuis een waanzinnig hifi-systeem om naar je eigen opnames te luisteren? Janine Jansen doet dat bijvoorbeeld niet.
“Dat doe ik ook niet. Dat is pijnlijk” zegt ze met een grote lach. “Ik speel liever dan dat ik naar opnames luister. Dat is voor andere mensen. Ik heb wel een Cambridge Audio-hifi en ook cd’s. Velen denken dat de cd over is en het kost wat meer moeite om cd’s na concerten te verkopen. Toch verkopen we cd’s. Voor veel mensen is dat een moment en meer een soort souvenir. Er zijn nog veel cd-spelers in de wereld.”
Streaming is een problematisch model voor de artiesten.
“Je kunt inderdaad niet van streaming leven. Tijdens mijn reizen gebruik ik het wel, want ik neem geen cd-speler meer mee. Bij streaming mis ik de informatie. Vaak is het een enkele lijn. Je kunt niet zien wie de artiesten zijn, je mist foto’s, liner notes, iets over instrumenten en achtergrondinformatie. Ik waardeer dus echt mijn cd-collectie. Ik merk met name dat musici hun cd-collecties wegdoen. Dat is toch shocking.”
Welke zijn jouw favoriete rolmodellen?
“Als tiener had ik absolute waardering voor Gidon Kremer. Hij speelde zo soulful. Als jong persoon was ik geïmponeerd door techniek en snelheid. Hij speelde in een film, verkleed als Paganini, met lang haar en speelde werken van deze componist. Dat was echt bewogen. Het ging veel verder dan alleen techniek. Hij speelde ook Schuberts String Quartets. Dat waren belevenissen die mij altijd bijblijven. Het gaat meer om wat die mensen hebben gedaan, niet om de persoon zelf. Soms is het moeilijk als de muziek geweldig is en je ontdekt dat de persoon daarachter slecht is. Dat is tricky.”
Fotografie: Andrew Staples en Ruud Jonker
© Andrew Staples
Reacties (0)