Interview: Kennismaking met… Ledfoot

19 september 2024 + 10 minuten 0 Reacties
Ledfoot
FWD award

Ledfoot, alias Tim Scott McConnell, maakte onlangs een tour door Nederland. Uw auteur sprak deze in Noorwegen wonende en bekende gitarist, zanger en songwriter. Hij startte met bands als The Rockets en The Havalinas. Daarna ging hij solo, speelde in het voorprogramma van bekende artiesten en zag zijn songs gecoverd door onder andere Bruce Springsteen en Sheena Easton. Zijn handelsmerk is de 12-snarige gitaar met heel dikke snaren en hij speelt daarop met een slide en metalen fingertips. Live speelt hij nog met twee stompboxes die voor de nodige percussieve begeleiding zorgen. Die soms ruwe en donkere sound noemt hij Gothic Blues.

Op zijn nieuwe productie ‘Outsiders’ speelt hij samen met drie andere musici. Het is zijn eerste band-album. Dat is een verandering. Het album gaat over personen die aan de rand van de samenleving functioneren maar zich daar niet zomaar zonder slag of stoot bij neerleggen. Hoe duister dit ook allemaal klinkt, Tim is een zeer integere storyteller en een sympathiek persoon om mee te converseren.

Interview

Tim, ben jij een echte guitarhead?

“Voor mij zijn het tools. Heb een heleboel gitaren, maar ik ben in de basis geen verzamelaar. Ik speel op veel verschillende instrumenten, dus ik heb thuis veel snaarinstrumenten staan. In mijn beleving ben ik niet een gitaarspeler maar meer een songwriter. Ik heb de gitaar nodig om dat te kunnen doen. Er zijn wel een aantal gitaren voor mij gebouwd. Meestal gebruik ik Taylors als ik live speel. Dat zijn echt werkpaarden.”

‘Coffin Nails’ is analoog opgenomen, maar waarom?

“Ik wilde af van alle processing en bullshit. We namen het album op in acht uur in Studio Nyhagen. Analoog en digitaal zijn absoluut verschillend. Ik wilde het stukje warmte dat je niet krijgt met digitaal. Een van de moeilijkste dingen in een studio is om de sfeer te krijgen die je met een live performance krijgt. Als je weet dat je de dingen niet kunt verpesten. Dat maakt het heel spannend. Het laatste album in de studio deden we in zes dagen, inclusief de mix. Meestal doe ik twee tot drie takes. Als het vaker moet krijg ik de indruk dat er iets verloren gaat. Op basis van gedetailleerde demo’s gaat het meestal om een of twee takes. Hoe meer takes, hoe meer je de focus verliest.”

Op ‘Outsiders’ speelde je voor het eerst met meerdere musici. Was dat gecompliceerd?

“We waren met vier en de andere persoon was de engineer. Het was niet moeilijk. Het is een studio waar ik al heel lang werk (Studio Nyhagen). Ik produceer daar ook platen voor anderen en we doen sessiewerk. Het is een soort tweede thuis geworden. Het is een old school studio met veel geïsoleerde ruimten. Ik werkte met iedereen daar al eerder. We zijn goede vrienden en hebben een goede relatie. Het was dus een heel simpel werkproces.”

Je speelde in het voorprogramma van Bob Dylan en Tina Turner. Hoe kwam je daar terecht?

“Dylan vroeg het aan mij. We deden een benefietconcert voor een weeshuis. De A&R manager van Elektra Records, Carole Childs, was op stap met Bob Dylan (‘Oh Merci’-tour) en bracht hem naar dat benefietconcert. Out of the blue vroeg hij om mee te gaan reizen met de band.”

Wat voor een type relatie heb je dan met zo’n artiest tijdens de tour?

“Na de tour gingen we naar zijn huis. Je treft iemand best vaak. Het is een aardig iemand en ook een beetje vreemd. Hij beantwoordt elke vraag met een wedervraag. Bob is zo langzamerhand erg vermoeid door al die interviewvragen. Mijn bassist was in ieder geval erg verrast om de tour met Bob te mogen doen.”

Tina Turner?

“Ze was een schat. We deden veel shows in The Ritz in New York. We waren ergens rond de 22 jaar en zij en haar backstage singers waren echte dames en namen ons vaak in de maling. Tina had het erg druk en werkte hard.”

Sheena Easton (Swear) en Bruce Springsteen (High Hopes) gebruikten jouw composities. Gaat dat met een formeel contract?

“Iedereen kan jouw songs gebruiken. In dit geval was ik enigszins teleurgesteld. Ik was bij Warner Brothers en die deelden mee dat er twee gegadigden waren om een song van mij te doen. Een daarvan was Sheena Easton. De anderen waren Tina Turner en David Bowie, die een duet wilden doen. Sheena Easton was echter al bezig in de studio en deed dat met Prince. Ik miste dus Tina en David. Het project kreeg wel een platina record, maar die heb ik nooit opgehaald. Hangt waarschijnlijk in de slaapkamer van een van de medewerkers.”

Maar, je voelt wel enige eer?

“Ja, het is altijd leuk als anderen je songs uitvoeren. Ik werk ook als ghostwriter voor veel anderen. Als een soort song doctor.”

Hoe verschillend is het leven in Noorwegen in vergelijking met de US?

“Dat is al dertig jaar geleden. Noorwegen was, voordat er olie werd gevonden, een van de armste landen in Europa. Het was een erg gesloten cultuur en in die tijd was het een ware cultuurschok. Met de muziek moest ik toen helemaal opnieuw beginnen. Ik werkte al ruim dertig jaar in de muziekindustrie van de States. Nu is het veel meer hetzelfde. Je kunt naar elk land gaan en er zijn overal Snickers en er is Coca-Cola. Overal in de wereld verdwijnt de eigen identiteit van landen steeds meer.”

Spreek je de taal?

“Ja, ik wil graag weten wat ze zeggen. Met de jongste thuis spreek ik Noors. Het was wel een lange leercurve, want het is een lastige taal.” 

Je speelt blues. Zie je daar een ontwikkeling in?

“In de sixties en seventies zag je een hernieuwde belangstelling daarvoor. Als je teruggaat naar de roots van de blues dan valt op dat het meer een emotionele stijl was. Veel meer dan dat het een muzikale stijl was. In de oude blues zaten veel ragtime songs. Voor mij is de blues meer een emotionele staat. Nu zijn er lange gitaarsolo’s en veel ‘kadoenk, kadoenk, kadoenk’. Ik denk dat iedereen daar wel een beetje moe van is. Je had vroeger werk dat geassocieerd werd met mensen als Bessie Smith (The Empress of the Blues). Ik denk dat het enigszins stagneert en erg stereotypisch is geworden. Aan de andere kant zijn er altijd weer jonge acts die ontstaan en die de zaken weer herdefiniëren.”

Ambities en projecten voor de toekomst?

“Ik ben al bezig met mijn volgende plaat. Ik deed met Ronni Le Tekrø al een aantal platen en we beginnen rond de herfst met een nieuw album. Ronni is belangrijk voor mij. Ik deed mijn eerste plaat daar en hij is een soort broer voor mij. We doen het nieuwe album ook weer samen met de band. Eigenlijk ben ik een working class guy en ik doe hetzelfde werk al mijn hele leven. Ik ben geen grote dromer.”

Maar het is geweldig als je die drive hebt om muziek te maken, een van de mooiste dingen die er zijn.

“Ik weet zeker dat ik nooit met pensioen ga. Ik blijf altijd muziek maken, want het is een deel van wie je bent. Je zegt ook niet dat je opeens stopt met wandelen. Voor elke plaat schrijf ik twintig tot dertig songs.”

Je schrijft snel?

“Ja, ik ben een snelle schrijver, sommige songs in twintig minuten maar andere in enkele weken. Het is even zoeken naar het juiste recept hiervoor, maar ik heb nooit last gehad van een writer’s block. Je hebt een idee, verzamelt zoveel mogelijk informatie. Het lijkt op het zitten in een kamer met veel ramen. Daar komen allerlei verschillende gezichtspunten binnen en dan kun je drie of vier versies schrijven. In zekere zin makkelijk als je denkt over de hoeveelheid beschikbare informatie. Ik schrijf dus heel veel en mijn platenmaatschappij wordt daar waarschijnlijk gek van.”

Je was veel op reis en riep eens dat je geen vaste plek meer had.

“Ik werd geboren in een soort caravan. Toen startte ik al met touren. Ging langs twintig scholen. Op zeventienjarige leeftijd ging ik naar New York en ging ik touren met de band. Het is er dus altijd geweest. Als kind denk je niet in termen als gelukkig of minder gelukkig. Je gaat er doorheen en probeert om je leven te leiden. Ik heb dus niet een plaats die ik mijn thuis noem. Het is eigenlijk nu waar mijn kinderen zijn.”

Wat had je gedaan als je geen loopbaan in de muziek zou hebben?

“Als kind wilde ik een artiest worden en ontdekte dat ik kleurenblind was. Ik zie waarschijnlijk nog minder dan een hond. Mijn vader maakte boilers en was een mechanisch ingenieur. Hij was ook een troubleshooter. Dan gingen we naar een plaats, bleven daar enkele maanden en gingen weer verder naar een andere plaats. Nu gaat alles eigenlijk om de kinderen.”

Zijn de kinderen ook bezig met muziek?

“Dat kan ik niet aanbevelen. Mijn jongste speelt vaak gitaar en heeft een vergelijkbare drive. Ik zie hem echter liever als bankier of in de accountancy. Mijn dochter werkt voor defensie en houdt zich bezig met politieke wetenschappen. De derde is bezig met kunst en de zestienjarige is bezig om geld van z’n vader te krijgen. Ik hoop dat ze niet in de muziek terechtkomen. Voor jonge mensen moet dat echt ‘scary shit’ zijn. Er is namelijk een verschil tussen het zijn van een artiest en muzikant en het zijn van een entertainer. Dat zijn verschillende dingen die nu allemaal samensmelten.”

Je ziet dat bij het Eurovisie Songfestival. Het zijn vaak entertainers en de muziek staat op de tweede plaats. Speel je wel eens samen muziek met de kinderen?

“Dat is inderdaad zo. Ik leer mijn zoon om gitaar te spelen, maar met muziek moet het uit jezelf komen. Een manier om kinderen weg van de muziek te krijgen is om druk op ze uit te oefenen.”

Je speelde in twee bands en startte daarna een solocarrière. Waarom geen grote bluesband?

“Met een band werken lijkt op koorddansen. Eigenlijk houd ik daar niet van. Ik houd van het werken met een band, maar het lijkt een beetje op een niet goed werkende familie. Heb daar veel tours mee gemaakt en mee samengewerkt. Je hebt te maken met mensen die allemaal hun eigen prioriteiten hebben. Door als solo-artiest te werken kun je je bezighouden met de kinderen en hoef je geen rekening te houden met die anderen.”

De meeste bands leven ook niet lang.

“Het is mooi om te zien hoe ver je kunt komen, maar het is ook uitputtend. Maar ik houd ervan om te spelen samen met Ronni en we doen samen verschillende shows.”

Nog eens terug naar de US?

“Nee, het is momenteel een messed up place. Het is een crazy country. Het Amerika dat ik kende is er niet meer. Ik heb ook niet echt een thuis waar ik opgroeide, dus dan heb je ook geen plaats om naar terug te keren. De laatste keer was in 2007. Opnames maken in Nashville en naar LA. Ik voelde me echt een buitenstaander en een vreemde. Ik kende niet meer de dagelijkse taal en wist niet meer hoeveel dingen kostten. Ik hoor daar niet meer thuis.”

Enorme drive

Tim verzorgde een concert in onder andere Cpunt Theater in Hoofddorp. Opvallend is de enorme drive en intensiteit waarmee hij de songs brengt. De presentatie is vaak ruig, emotioneel en raakt diepe gronden. Hij leeft zich in, in de situatie van de personen die hij in die songs beschrijft. Welk deel daarvan gaat over hemzelf en is dus heel persoonlijk?

Reacties (0)