
De interviews met musici, bands en ensembles vormen een serie. Een zoektocht naar het innerlijk van de musicus. Waarom en hoe zijn deze artiesten met muziek bezig? Wat beweegt ze? Hoe is het leven als artiest? Hoe krijg je bekendheid? Kun je daarvan bestaan? Hoe ga je om met het publiek? Waar komt die diepe liefde voor muziek vandaan? Hoe selecteer of schrijf je muziek? Deel 13 van deze queeste gaat over het Epoxy Quartet. Dat viel op met hun eerste release getiteld ‘Recollection’. Een melodieus en improvisatorisch werk dat muzikaal afwijkt van wat veel pianotrio’s en kwartetten brengen. Tijd om daarover te praten met Koen Gijsman en het gesprek kreeg al snel een filosofisch tintje.
Koen, hoe begon jouw loopbaan in de muziek?
“Ben al op mijn vierde jaar begonnen met pianospelen. Ik woonde met het gezin in London en ik begon met het klassieke pianorepertoire. Met mijn achtste jaar verhuisden we naar Nederland en mijn muziekdocent had al snel door dat ik niet zo goed was in het lezen van noten en dat ook niet zo leuk vond. Zij plaatste mij vervolgens bij een andere docent die veel meer werkte vanuit het gehoor, improvisatie deed en bezig was met jazz, blues en boogiewoogie. Dat was in Nijmegen en het was de docent waar ik het langste les van heb gekregen. Van mijn achtste tot mijn achttiende. Hij heette Bas Keder en is vrij jong overleden. Door hem ben ik de jazzkant opgegaan. Terwijl ik van Bas lessen kreeg en ik op de middelbare school zat, kon je bij mij op de NSG de vooropleiding voor het conservatorium doen. Dan kreeg je een keer in de week extra les en je ging dan een keer in de maand naar het conservatorium om les te krijgen van hoofdvakdocenten. Ik ging voorsorteren en zat bij Robert-Jan Vermeulen in ArtEZ, waar ik elke twee weken les had. Daarna deed ik het toelatingsexamen, maar ik werd niet aangenomen op dit conservatorium waar ik mijn vooropleiding had gedaan. Dat was een grote tegenvaller. Achteraf bezien was dat best komisch, Je dacht hier ken ik de mensen, maar dat maakt het alleen nog spannender. Ik heb in het leven geleerd dat audities erbij horen, maar je moet er niet teveel over nadenken. Zo’n docent had daarvoor misschien drie waanzinnige studenten gehad. Het was in ieder geval een beetje onrustige tijd. Als plan B had ik mij ook ingeschreven aan de universiteit en een aanmelding gedaan voor de Filmacademie. Die opties vielen af omdat ik niet werd toegelaten. Vervolgens wilde ik in Leiden filosofie gaan studeren, waar ik ben geboren maar nooit heb gewoond. Na de introductieweek vond ik dat leuk. Er kwam toen nog een mailtje van het conservatorium in Zwolle dat ook ArtEZ is. Daar heb ik auditie gedaan, ik was minder gespannen en dat is gelukt. Heb me toen uitgeschreven voor filosofie en ben in Leiden dus een week student geweest.”
Je hebt filosofie wel afgemaakt?
“Toen ik in Zwolle was begonnen ben ik in Utrecht filosofie gaan studeren en verhuisde naar Utrecht. Dat was dus reizen tussen Utrecht en Zwolle.”
Nog goed gekomen met dat noten lezen?
“Ik kan nu noten lezen, maar iedereen zal wel zeggen dat je dat het beste had kunnen doorzetten toen je jong was. Aan de andere kant is het misschien goed dat ik dat niet heb gedaan want daardoor ben ik wel blijven pianospelen. Het resultaat is dat ik tijdens mijn opleiding aan het conservatorium wel veel beter ben geworden in het lezen van noten en nu is het helemaal prima. Als ik nu les geef vind ik het wel belangrijk dat mensen noten kunnen lezen maar het is ook belangrijk dat ze kunnen luisteren, improviseren, zelf noten kunnen schrijven en dat het breder is dan alleen lezen.”
Voor ‘Recollection’ heb je veel eigen composities gemaakt. Hoe gaat dat creatieve proces?
“Recollection is een verzameling en vandaar de naam. De stukken zijn gecomponeerd op basis van kleine ervaringen of ontmoetingen met anderen. Het zijn de instigaties van een idee. Het is leuk om open te zijn naar ontmoetingen waar ineens iets kan ontstaan wat je bijblijft en daar ontstaat bij mij snel een muzikaal idee bij. Dan ga ik voor de piano zitten en komt er wel iets uitgerold, maar daarna maak ik nog een soort analytische stap om het af te maken. Het is een soort componistenbril om te bepalen hoe je het liedje afmaakt tot een geheel. Het idee zelf laat ik graag aan het toeval over. Het zijn soms ook opzetjes voor de band om af te maken. Sommigen met meer improvisatie dan anderen. Ik ben niet een enorme notenfanaat en onze drummer Tuomas is slechtziend, dus die kan sowieso niet lezen. Noten staan niet centraal maar de concepten, die ik de bouwstenen noem, zijn er wel. Die zijn herkenbaar en iedereen (uit de band) kan die dan inzetten zoals ze dat willen. Mijn composities bestaan dan uit een melodie van pakweg zeven maten of soms vier. Het is dan leuk als dat een intervalreeks is, een inspiratie en het moet dan een beetje hoekig klinken, of gestrest, of het moet de band naar de limieten van hun kunnen duwen, of het moet net iets te snel zijn zodat je struikelt over je eigen noten. Het is best ingewikkeld met zo’n intervalreeks. Je daagt jezelf dan uit maar dan moet het uiteindelijk in de improvisatie nog gebeuren. Iedere keer kijken we hoe het uitpakt.”
Er staan hier honderd platen met pianotrio’s en kwartetten. Allemaal vaak dezelfde formule. Recollection klinkt heel anders. Heb je bewust naar iets afwijkends gezocht?
“Ja en nee. We heten Epoxy Quartet en wat mij aanspreekt in die naam is dat het gaat om innovatie maar ook over erfgoed. Het product (epoxy) is innovatief maar is ook verwerkt in veel industrieel erfgoed dat beschermd moet worden. In onze muziek zit ook het afwegen van erfgoed, maar ook proberen om innovatief te zijn. We kijken naar de Nederlandse traditie van vrije improvisatie. Mengelberg, Bennink en dat soort namen. Ze deden precies waar ze zelf zin in hadden. Het is niet zinvol om dat na te doen. De grap is om uit te zoeken hoe je dat kunt innoveren. De band is samengekomen tijdens de masteropleiding bij Codarts. Ik wilde de kant van de vrijere improvisatie verkennen en daar was in Zwolle minder ruimte voor. In Arnhem bij Michiel Braam kon dat wel. Hij is iemand die heel erg in de traditie staat maar ook vernieuwend een eigen pad wil vinden. In Zwolle was het meer het ambacht en niet zozeer de innovatie dat centraal stond. Tijdens mijn master wilde ik een kwartet samenstellen waar we dat zouden kunnen verkennen. Hoe werkt vrije improvisatie maar ook hoe we dat mooi kunnen laten klinken. We willen toegankelijk blijven en mensen meenemen in ons verhaal, maar wel vrij zijn in wat we spelen. In de master heb ik naar mensen gezocht die mij dat konden leren. Ik houd zowel van mooie melodieën, contrapunt en een mooie harmonie, maar ook van een rafelrandje en openstaan voor het toeval.”
Hoe kom je als musicus vandaag de dag bovendrijven in een wereld waar het stikt van het talent?
“Het niveau is superhoog en dat is inspirerend om te zien. Misschien kan ik over een jaar pas een goed antwoord geven op deze vraag. Ik ben ook nog aan het verkennen en ontdekken. De eerste plaat, voor het eerst met een label, subsidie aanvragen en de eerste interviews. Ik probeer overal oprecht in te zijn, mijn best te doen en hopen om mensen te vinden die de muziek mooi vinden. Nu de plaat beschikbaar is, is het grootste deel van het werk al verzet. We zijn nu bezig met zichtbaarheid. Hoe kunnen we de mensen bereiken? Dat gaat om recensies en ook om zalen. Veel jazzliefhebbers luisteren het liefst live. Ze zullen daarom wellicht niet snel in een cd-winkel iets kopen van een ensemble dat ze niet kennen. De concerten gaan momenteel best goed.”
Uiteindelijk op North Sea Jazz?
“Nederland telt niet zoveel van dat soort podia. Je hebt bijvoorbeeld het Bimhuis en TivoliVredenburg. Maar dit soort podia zijn op de vingers van twee handen te tellen. Je kunt daar niet een jaar van rondkomen. Je moet vaak meerdere projecten tegelijk draaien of internationaal gaan. Dan heb je echt niveau en naamsbekendheid nodig. Ik mag nu verkennen en uitvinden wat werkt en wat niet werkt. Ik geef ook les en met mijn academische opleiding is er ook een andere baan te vinden. Met dit eerste album heb ik ook ruimte genomen om alle details te kunnen zien. Bij een tweede plaat ken ik dan het hele proces en kan ik zien waar verbetering mogelijk is ten opzichte van de vorige keer. Een advies is dus om snel met een tweede plaat te komen, want je moet iets opbouwen en vooruit denken.”
Hoe belangrijk is representatie?
“Daar denken we wel over na. Onze saxofonist Martijn is ala Benjamin Herman altijd wel goed verzorgd. We gaan niet in smoking maar denken wel na over deze vorm van representatie. Wat betreft de bandfoto bijvoorbeeld kiezen we wel de kleuren en het gevoel dat je daarbij krijgt. We willen consistent en herkenbaar zijn. Als mensen de plaat horen moeten ze meteen herkennen dat het klinkt als het Epoxy Quartet.”
Zie jij ontwikkelingen in de jazzmuziek?
“Het is verbazingwekkend hoe mensen verbindingen aangaan met andere culturen en genres en hoe succesvol dat is. Denk aan allerlei muziek uit Latijns Amerika. In Rotterdam is heel veel verschillende muziek. Die trend was er altijd al, maar bij jazzmuziek blijft dat doorgaan. Er zijn ook albums waar op elke track nieuwe mensen spelen. Een voorbeeld is Alabaster DePlume. Een collectie van mensen die uitgenodigd zijn om een weekje in de studio te zitten.”
Synthesizers?
“Voor het Epoxy Quartet bewust niet. Ik doe dat wel. Op de computer staan veel demo’s. Ik zit er best wel diep in, maar ik wil dat nog niet aan de wereld laten horen. Het is een bewuste keuze om voor het Quartet alleen akoestisch te werken en ook niet met overdubs. Je hoort herkenbaar de instrumenten. Met vrije improvisaties vind ik het fijn als het zo helder en direct is. Als je tijdens een improvisatie-moment een bepaalde klank wilt hebben uit een synthesizer dan moet je dat in gaan stellen en ben je te laat.”
Wat is de link tussen filosofie en muziek? Kruisbestuiving?
“Er is kruisbestuiving. Het soort filosofie wat ik doe is niet heel analytisch. Het is meer continentale filosofie, esthetica en de filosofie die gaat over kunst en cultuur. Je leert heel goed lezen, begrijpen, analyseren en luisteren. Het daagt je uit om meer na te denken over wat je aan het doen bent. Ik probeer onze muziek te positioneren ten opzichte van de jazzmuziek in Nederland. Dat is niet zozeer filosofisch, maar heeft meer te maken met cultuurgeschiedenis. Of om te kijken naar oude muziek en te onderzoeken wat iemand heeft bijgedragen, hoe iemand door recensenten wordt gezien, wat hij zelf zegt in zijn interviews en wat zijn studenten zeggen over zo’n persoon. Je kunt dan beter reconstrueren wat iemand probeerde te doen met de muziek. Wat kunnen wij en wat kan ik als artiest en voor mijn muzikale praktijk als geheel daar dan van leren? Het gaat niet alleen over muziek. De vraag is ook waar de muziek op aansluit en wat je ermee wilt zeggen. Ik vind het vaak te beperkt als je over muziek meldt dat het alleen maar mooi is. Hoe kunnen we met muziek bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang?”
Ga je nog wel eens los met klassieke muziek?
“Daar ben ik niet zo goed in maar tijdens mijn master heb ik les gehad van een klassiek pianist en een supergoede docent, Luis Rabello. Voor mij toch teveel noten lezen in zo’n klassiek stuk. Ik houd van melodie en sommige van die componisten hebben dat goed begrepen. Klank en wat je met een piano kan. Ik ben blij dat ik dat onder begeleiding heb kunnen ontdekken.”
Wat wil je uiteindelijk bereiken?
“Het lijkt me heel leuk als dit project lang kan blijven bestaan. Wat er gebeurt als wij vijf, tien of veertig jaar samenspelen. De band, net zoals ik, is bewust van de ontwikkeling waar we nu inzitten. Als bandleider moet ik natuurlijk dingen aangeven, maar we overleggen met elkaar over de zaken waar we mee bezig willen. We kijken voorzichtig uit naar een tweede plaat. Een internationale loopbaan zou ook interessant zijn. We zijn een internationale band dus we kunnen ook in Finland, waar Tuomas vandaan komt, concerten spelen. We willen alle mogelijkheden die er zijn benutten. Het hoeft ook niet allemaal meteen. Kim is uit Duitsland, dus we kunnen ook daar optreden.”
Als afsluiting was er nog een discussie over de opname, het opnameproces en de audiokwaliteit van de plaat en cd. De geluidstechnicus leverde een enorme bijdrage in het specifiek zoeken naar de beste manier om instrumenten op te nemen. Koen gaf aan dat die opname erg goed is en dat je details hoort die tijdens een liveconcert niet waarneembaar zijn. Dat kwam bij hem verbazingwekkend over. Luisteren naar een echt goed opgenomen plaat op een goed systeem was een geweldige ervaring. Het was ook wel een beslissing om het eerste album met zo’n enorme kwaliteit op te nemen.
Fotografie: Ruud Jonker en Max Schonenberg
Reacties (1)